Language of document :

Beroep ingesteld op 28 september 2010 - Gill/Commissie

(Zaak T-471/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Brendan Gill (Lifford, Ierland) (vertegenwoordigers: A.M. Collins, N.J. Travers en D.P. Barry, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietig verklaren de onder nummer C(2010) 4752 op 13 juli 2010 per brief aan Ierland meegedeelde en op 16 juli 2010 aan verzoeker ter kennis gebrachte beschikking van de Commissie houdende afwijzing van aanvragen tot verhoging van de capaciteit om veiligheidsredenen voor de verlenging van de MFV Brendelen en voor de vervanging van de verlengde MFV Brendelen door een voorgesteld nieuw pelagisch visserijvaartuig, welke beschikking werd vastgesteld ter vervanging van de beslissing over genoemde aanvragen die was neergelegd in beschikking 2003/245/EG van de Commissie van 4 april 2003 inzake de door de Commissie ontvangen aanvragen tot verhoging van MOP IV-doelstellingen in verband met maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de navigatie op zee, de hygiëne, de productkwaliteit en de arbeidsomstandigheden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 m (PB L 90, blz. 48), die, voor zover zij betrekking heeft op verzoeker, nietig werd verklaard bij arrest van het Gerecht van 13 juni 2006 in de gevoegde zaken T-218/03 tot en met T-240/03, Boyle e.a./Commissie (Jurispr. blz. II-1699);

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep verzoekt verzoeker krachtens artikel 263 VWEU om nietigverklaring van de onder nummer C(2010) 4753 op 13 juli 2010 per brief aan Ierland meegedeelde en op 16 juli 2010 aan verzoeker ter kennis gebrachte beschikking van de Commissie houdende afwijzing van aanvragen tot verhoging van de capaciteit om veiligheidsredenen voor de verlenging van de MFV Brendelen en voor de vervanging van de verlengde MFV Brendelen door een voorgesteld nieuw pelagisch visserijvaartuig, welke beschikking werd vastgesteld ter vervanging van de beschikking over genoemde aanvragen die was neergelegd in beschikking 2003/245/EG van de Commissie van 4 april 2003 inzake de door de Commissie ontvangen aanvragen tot verhoging van MOP IV-doelstellingen in verband met maatregelen ter verbetering van de veiligheid, de navigatie op zee, de hygiëne, de productkwaliteit en de arbeidsomstandigheden voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 m (PB L 90, blz. 48), die, voor zover zij betrekking heeft op verzoeker, nietig werd verklaard bij het arrest van het Gerecht van 13 juni 2006 in de gevoegde zaken T-218/03 tot en met T-240/03, Boyle e.a./Commissie (Jurispr. blz. II-1699).

Tot staving voert verzoeker de volgende middelen aan:

In de eerste plaats stelt verzoeker dat de Commissie zonder rechtsgrondslag heeft gehandeld. Artikel 4, lid 2, van beschikking 97/413/EG van de Raad van 26 juni 1997 inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001 van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan (PB L 175, blz. 27), blijft de passende rechtsgrondslag voor de bestreden beschikking, zodat de Commissie voor de vaststelling van de beschikking op ad-hocbasis niet over een rechtsgrondslag beschikte.

In de tweede plaats stelt verzoeker dat de Commissie een wezenlijk vormvoorschrift heeft geschonden. De bestreden beschikking had overeenkomstig beschikking 97/413 volgens de beheerscomitéprocedure moeten worden vastgesteld, zodat de Commissie, door te verkiezen de beschikking op ad-hocbasis vast te stellen, wezenlijke vormvoorschriften heeft geschonden.

In de derde plaats stelt verzoeker dat de Commissie, door artikel 4, lid 2, van beschikking 97/413 onjuist uit te leggen, haar bevoegdheden heeft overschreden, met name door zich op irrelevante criteria te baseren en geen oog te hebben voor de definitie van "visserij-inspanning" in beschikking 97/413 en in de communautaire visserijwetgeving ten tijde van verzoekers aanvraag voor veiligheidstonnage in december 2001.

Volgens verzoeker bevat de bestreden beschikking bovendien een aantal kennelijke fouten bij de beoordeling van verzoekers aanvraag voor veiligheidstonnage. Met name is de beslissing van de Commissie om verzoekers aanvraag af te wijzen wegens de grotere ruimte onder het hoofddek van het voorgestelde nieuwe vaartuig, vergeleken met de Brendelen, kennelijk onjuist, evenals haar veronderstelling dat de "visserij-inspanning" van het nieuwe vaartuig groter zal zijn dan die van de oorspronkelijke en de verlengde Brendelen.

Ten slotte stelt verzoeker dat de Commissie het recht op gelijke behandeling heeft geschonden. De afwijzing van de aanvraag wegens de grotere ruimte onder het hoofddek van het voorgestelde nieuwe vaartuig vormt een groot verschil in behandeling, dat neerkomt op een ontoelaatbare discriminatie vergeleken met de totaal verschillende benadering met betrekking tot de behandeling van sommige aanvragen voor extra veiligheidstonnage die werden ingewilligd bij beschikking 2003/245, en met betrekking tot een van de aanvragen, die oorspronkelijk bij die beschikking werd afgewezen, maar vervolgens werd ingewilligd bij de in document C(2010) 4765 van de Commissie vervatte beschikking van 13 juli 2010.

____________