Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 29 december 2021 door Oriol Junqueras i Vies tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 14 oktober 2021 in zaak T-100/20, Junqueras i Vies / Parlement

(Zaak C-824/21 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirant: Oriol Junqueras i Vies (vertegenwoordiger: M. Marsal i Ferret, abogado)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

de beschikking van de Zesde kamer van het Gerecht van de Europese Unie van 14 oktober 2021 in zaak T-100/20 vernietigen en herzien;

het door Junqueras i Vies ingestelde beroep in zijn geheel ontvankelijk verklaren,

gelasten dat de procedure wordt hervat, zodat het beroep, na ontvankelijk te zijn verklaard, door de Zesde kamer van het Gerecht verder kan worden behandeld;

het Europees Parlement verwijzen in de kosten van de procedure betreffende de exceptie van niet-ontvankelijkheid en van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van de hogere voorziening voert rekwirant de volgende vier middelen aan:

Eerste middel: De bestreden beschikking is in strijd met artikel 263 VWEU omdat het Gerecht heeft geoordeeld dat Junqueras geen rechtstreeks belang bij het beroep heeft omdat hij ten tijde van de instelling daarvan geen lid van het Europees Parlement was. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat zijn mandaat vervallen was overeenkomstig artikel 13 van de Europese kieswet, terwijl het interne besluit van het Koninkrijk Spanje een besluit omtrent de niet-verkiesbaarheid is en een onverenigbaarheid oplevert. Aangezien het besluit niet tot gevolg heeft dat het mandaat vervalt overeenkomstig artikel 13 van de Europese kieswet (en er geen sprake is van een onverenigbaarheid in de zin van artikel 7 van de Europese kieswet), blijft het daadwerkelijke en rechtstreekse belang van Junqueras bij het beroep bestaan. Subsidiair heeft het Gerecht het interne besluit van het Koninkrijk Spanje in zijn beschikking onjuist weergegeven door te oordelen dat Junqueras geen rechtstreeks belang heeft, en is de beschikking in strijd met artikel 263 VWEU.

Tweede middel: De bestreden beschikking schendt de vereisten van het recht op effectieve rechterlijke bescherming (artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden) en artikel 263 VWEU. Het Gerecht loopt met de beschikking vooruit op de in de zaken C-115/21 [P] en T-24/201 te wijzen uitspraken ten gronde en oordeelt ten onrechte dat Junqueras in de bij de rechterlijke instanties van de Unie aanhangige zaken niet kan worden herplaatst als lid van het Europees Parlement. Junqueras kan wel degelijk worden herplaatst en heeft dus een daadwerkelijk en rechtstreeks belang bij het beroep.

Derde middel: De bestreden beschikking schendt de vereisten van het recht op effectieve rechterlijke bescherming (artikel 47 van het Handvest en de artikelen 6 en 13 EVRM) en artikel 263 VWEU. Het Gerecht acht het in de beschikking hypothetisch dat de bij de nationale rechterlijke instanties en het grondwettelijk hof van het Koninkrijk Spanje ingestelde beroepen zouden kunnen leiden tot herstel van Junqueras als lid van het Europees Parlement, en is derhalve van mening dat hij geen actueel en daadwerkelijk belang heeft bij het beroep. Het Gerecht gaat er in de beschikking aan voorbij dat de hoogste Spaanse rechter zelf heeft bevestigd dat de door Junqueras ingestelde beroepen ook tot herstel van zijn zetel zouden kunnen leiden. Het is derhalve ten onrechte dat het Gerecht dit herstel in de beschikking als hypothetisch kwalificeert en vaststelt dat Junqueras geen daadwerkelijk en rechtstreeks belang bij het beroep heeft. Voorts is er ook sprake van schending van het recht op effectieve rechterlijke bescherming en op een doeltreffende voorziening in rechte omdat het Gerecht de beslissing over de ontvankelijkheid van het beroep niet heeft gekoppeld aan bij de beslissing ten gronde, hetgeen ongetwijfeld de benadering is die de toepassing van deze rechten het best waarborgt.

Vierde middel: Volgens de bestreden beschikking zijn er geen andere gronden ter onderbouwing van het belang dat Junqueras heeft bij de nietigverklaring van de litigieuze handeling, ook al kunnen in geval van nietigverklaring ervan geen uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld. Dit is in strijd met artikel 263 VWEU omdat dergelijke gronden wel bestaan en ook zijn aangevoerd. Aangezien vóór het strafvonnis en het besluit betreffende het verlies van de zetel van Junqueras om de bescherming van de immuniteit is verzocht, is zijn vertegenwoordiging met name van mening dat de erkenning van de status van Junqueras als lid van het Europees Parlement en de behandeling van het verzoek om bescherming van zijn immuniteit de verplichting zouden hebben meegebracht (overeenkomstig het arrest van het Hof van 19 december 2019 in zaak C-502/19)1 om alle procedures tegen hem op te schorten. Tevens wordt betoogd dat uit de toewijzing van zijn beroep zou blijken dat de nationale beslissingen in strijd met het Unierecht zijn genomen, hetgeen van belang is voor alle door Junqueras ingestelde beroepen bij nationale rechterlijke instanties en de rechterlijke instanties van de Unie, en eventueel ook voor toekomstige beroepen bij het Europees Hof voor de rechten van de mens. Junqueras heeft dus wel degelijk belang bij het beroep krachtens artikel 263 VWEU.

____________

1 Beschikking van 15 december 2020, Junqueras i Vies/Parlement (T‑24/20, EU:T:2020:601).

1 Arrest van 19 december 2019, Junqueras Vies (C‑502/19, EU:C:2019:1115).