Language of document : ECLI:EU:T:2011:330

Zaak T‑318/09

Audi AG en Volkswagen AG

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk TDI – Absolute weigeringsgrond – Beschrijvend karakter – Ontbreken van door gebruik verkregen onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, sub c, en lid 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 – Artikelen 75 en 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merk dat onderscheidend vermogen mist – Uitzondering – Verkrijging van onderscheidend vermogen door gebruik

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 7, lid 1, sub b, en 3)

1.      Het woordteken TDI, waarvan inschrijving als gemeenschapsmerk is aangevraagd voor „vervoermiddelen en constructiedelen ervan” van klasse 12 in de zin van de Overeenkomst van Nice, kan dienen tot aanduiding, in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk, van de wezenlijke kenmerken van de in de merkaanvraag opgegeven waren en diensten.

Voor vervoermiddelen duidt dit woordteken, dat de afkorting is van „turbo diesel injection” of „turbo direct injection”, de kwaliteit ervan aan aangezien het feit te zijn voorzien van een „turbo diesel injection”- of „turbo direct injection”-motor een wezenlijk kenmerk van een voertuig is. Voor onderdelen die verband houden met de bouw van voertuigen, duidt het woordteken TDI het type ervan aan.

Bovendien is het teken TDI voor de betrokken waren beschrijvend in de gehele Unie. Aangezien de voertuigen in beginsel in de gehele interne markt onder dezelfde benamingen in de handel worden gebracht, bestaan er tussen de verschillende delen van de Unie immers geen verschillen ter zake van de wijze waarop de betekenis van dat teken en het verband tussen dit teken en de in de merkaanvraag opgegeven waren door het relevante publiek worden opgevat.

(cf. punten 18‑19)

2.      Een merk kan op grond van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk slechts worden ingeschreven wanneer is bewezen dat het onderscheidend vermogen door het gebruik heeft verkregen in het deel van de Unie waarin het ab initio onderscheidend vermogen miste. Het in lid 2 van dat artikel bedoelde deel van de Unie kan, in voorkomend geval, uit slechts één lidstaat bestaan.

Het is dus in alle lidstaten van de Unie waarin het aangevraagde merk ab initio onderscheidend vermogen miste, dat het door het gebruik onderscheidend vermogen moet hebben verkregen opdat het op grond van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 207/2009 kan worden ingeschreven. Bovendien kunnen de bewijzen die zijn overgelegd voor een aantal lidstaten, niet dienen als bewijs dat het teken in de overige lidstaten van de Unie onderscheidend vermogen heeft verkregen.

(cf. punten 46‑47)