Language of document : ECLI:EU:T:2010:418

Zaak T‑85/09

Yassin Abdullah Kadi

tegen

Europese Commissie

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen gericht tegen bepaalde personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, Al-Qa’ida-netwerk en Taliban – Verordening (EG) nr. 881/2002 – Bevriezing van tegoeden en economische middelen van persoon wegens plaatsing op door orgaan van de Verenigde Naties opgestelde lijst – Sanctiecomité – Daaropvolgende opname in bijlage I bij verordening nr. 881/2002 – Beroep tot nietigverklaring – Grondrechten – Recht om te worden gehoord, recht op effectieve rechterlijke controle en recht op eerbiediging van eigendom”

Samenvatting van het arrest

1.      Procedure – Bevoegdheidsverdeling tussen Hof en Gerecht – Heroverweging door Gerecht van door Hof bij eerdere hogere voorziening beoordeelde rechtsvragen

2.      Europese Gemeenschappen – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Verordening tot instelling van beperkende maatregelen gericht tegen bepaalde personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban – Toetsing aan grondrechten – Draagwijdte

(Verordening nr. 881/2002 van de Raad; verordening nr. 1190/2008 van de Commissie)

3.      Europese Gemeenschappen – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Verordening tot instelling van beperkende maatregelen gericht tegen bepaalde personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban – Rechten van verdediging

(Verordening nr. 881/2002 van de Raad; verordening nr. 1190/2008 van de Commissie)

4.      Europese Gemeenschappen – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Verordening tot instelling van beperkende maatregelen gericht tegen bepaalde personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban – Algemene en duurzame bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen van deze personen en entiteiten zonder ze te hebben gehoord – Schending van eigendomsrecht

(Verordening nr. 881/2002 van de Raad; verordening nr. 1190/2008 van de Commissie)

1.      In omstandigheden, waarin het gaat om een door de Commissie vastgestelde maatregel ter vervanging van een eerdere door het Hof nietig verklaarde maatregel in een hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht waarbij het beroep tot nietigverklaring van die eerdere maatregel was verworpen, staan de grondgedachte van de hogere voorziening zelf en de daaruit voortvloeiende hiërarchische rechterlijke structuur in het algemeen eraan in de weg dat het Gerecht door het Hof besliste rechtsvragen opnieuw ter discussie stelt. Dit geldt te meer wanneer de uitspraak is gedaan door de Grote kamer van het Hof en duidelijk is bedoeld ter vaststelling van bepaalde beginselen. Een eventueel antwoord op de vragen van de instellingen, lidstaten en juridische kringen naar aanleiding van het arrest van het Hof moet dan ook door het Hof zelf worden gegeven in het kader van toekomstige zaken die hem ter beslissing worden voorgelegd. In dergelijke omstandigheden is het voorts in beginsel niet aan het Gerecht doch aan het Hof om in voorkomend geval van die rechtspraak terug te komen, indien het dat in het licht van met name de grote moeilijkheden waarnaar de instellingen en de regeringen van de lidstaten verwijzen, gerechtvaardigd zou achten.

(cf. punten 121, 123)

2.      In het kader van een beroep tot nietigverklaring van verordening nr. 1190/2008 tot 101e wijziging van verordening nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban, dient het Gerecht de wettigheid van deze verordening in beginsel volledig te toetsen aan de grondrechten, en deze verordening geen immuniteit van jurisdictie van welke aard toe te kennen op grond dat zij uitvoering geeft aan krachtens hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties vastgestelde resoluties.

Dat is op zijn minst het geval zolang de door het sanctiecomité van de Verenigde Naties ingestelde herzieningsprocedure duidelijk niet de garanties van een effectieve rechterlijke bescherming biedt. Aangezien de Veiligheidsraad het nog steeds niet nodig heeft geacht om een onafhankelijk en onpartijdig orgaan in te stellen dat verantwoordelijk is voor de behandeling en beslissing, rechtens en feitelijk, van klachten tegen individuele besluiten van het sanctiecomité, kan de toetsing door de gemeenschapsrechter van gemeenschapshandelingen tot bevriezing van tegoeden alleen als effectief worden beschouwd, indien deze zich indirect tot de materiële vaststellingen van het sanctiecomité zelf en het daaraan ten grondslag liggende bewijs uitstrekt.

Het beginsel van een volledige en strenge rechterlijke toetsing van maatregelen van bevriezing van tegoeden is te meer gerechtvaardigd, nu dergelijke maatregelen uitgesproken en langdurige gevolgen hebben voor de grondrechten van de betrokken personen.

(cf. punten 126‑129, 151)

3.      Aangezien verordening nr. 1190/2008 tot 101e wijziging van verordening nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban een persoon beperkende maatregelen oplegt wegens de toevoeging van zijn naam aan de lijst van bijlage I bij deze laatste verordening, zonder dat hem enige echte garantie is geboden dat de tegen hem in aanmerking genomen informatie en bewijzen zouden worden meegedeeld of dat hij daarover zou worden gehoord, dient te worden geconcludeerd dat deze verordening is vastgesteld volgens een procedure waarin de rechten van verdediging niet zijn geëerbiedigd.

Gelet op het feit dat hij geen enkele behoorlijke toegang had tot de tegen hem in aanmerking genomen informatie en bewijzen, en gezien het verband tussen de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechterlijke bescherming, heeft deze persoon zich dienaangaande evenmin toereikend voor de gemeenschapsrechter kunnen verdedigen, zodat ook een schending van dit recht op effectieve rechterlijke bescherming dient te worden vastgesteld.

(cf. punten 181, 184)

4.      De oplegging aan een persoon van beperkende maatregelen zoals de bevriezing van tegoeden, die verordening nr. 1190/2008 tot 101e wijziging van verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Osama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban impliceert, ten gevolge van de toevoeging van zijn naam aan de lijst van bijlage I bij deze laatste verordening vormt een ongerechtvaardigde beperking van zijn eigendomsrechten, aangezien deze verordening nr. 1190/2008 is vastgesteld zonder dat aan deze persoon enige werkelijke garantie is geboden dat hij zijn zaak voor de bevoegde autoriteiten zou kunnen toelichten, en dit in omstandigheden waarin de beperking van zijn eigendomsrechten als aanzienlijk dient te worden beschouwd, gelet op de algemene draagwijdte ervan en de duur van de beperkende maatregelen die tegen hem zijn vastgesteld.

(cf. punten 192‑193)