Language of document :

Beroep ingesteld op 6 januari 2014 – Islamic Republic of Iran Shipping Lines e.a. / Raad

(Zaak T-14/14)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Islamic Republic of Iran Shipping Lines (Teheran, Iran), Hafize Darya Shipping Lines (HDSL) (Teheran), Khazar Shipping Lines (Anzali Free Zone, Iran), IRISL Europe GmbH (Hamburg, Duitsland), IRISL Marine Services and Engineering Co. (Qeshm Island, Iran), Irano – Misr Shipping Co. (Teheran), Safiran Payam Darya Shipping Lines (SAPID) (Teheran), Shipping Computer Services Co. (Teheran), Soroush Sarzamin Asatir Ship Management (Teheran), South Way Shipping Agency Co. Ltd (Tehran) en Valfajr 8th Shipping Line Co. (Teheran) (vertegenwoordigers: F. Randolph, QC, M. Lester, Barrister, en M. Taher, Solicitor)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

besluit 2013/497/GBVB van de Raad van 10 oktober 2013 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 272, blz. 46) en verordening (EU) nr. 971/2013 van de Raad van 10 oktober 2013 tot wijziging van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 272, blz. 1), nietig verklaren;

verweerder verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers vijf middelen aan.

Er is geen geschikte rechtsgrondslag voor de bestreden maatregelen, die als een van de criteria voor opname op de lijst een band met eerste verzoeker (IRISL) vermelden, kort nadat het verzoek tot nietigverklaring van laatstgenoemde was toegewezen.

De Raad heeft verzoekers’ gewettigd vertrouwen geschonden alsook de beginselen van doelgerichtheid, rechtszekerheid, non bis in idem, gezag van gewijsde en non-discriminatie.

De Raad heeft verzoekers’ rechten van verdediging geschonden door IRISL en de andere verzoekers niet mee te delen dat hij voornemens was de bestreden maatregelen vast te stellen en door verzoekers niet de gelegenheid te geven opmerkingen te formuleren.

De bestreden maatregelen schenden verzoekers’ grondrechten, daaronder begrepen hun recht op eerbiediging van hun goede naam en hun eigendomsrecht.

De Raad heeft misbruik gemaakt van zijn bevoegdheden door de bestreden maatregelen vast te stellen. Door onder voorbijgaan aan een arrest van het Hof specifiek aan IRISL en de ondernemingen die een band hebben met IRISL, maatregelen op te leggen, heeft de Raad zijn bevoegdheden niet adequaat aangewend.