Language of document :

Beroep ingesteld op 25 maart 2010 - Hynix Semiconductor / Commissie

(Zaak T-149/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Hynix Semiconductor, Inc. (Icheon-si, Korea) (vertegenwoordigers: A. Woodgate en O. Heinisch, Solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking van de Commissie C(2010) 150 van 15 januari 2010 nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten;

de andere maatregelen gelasten die het Gerecht passend acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster verzoekt om nietigverklaring van de beschikking van de Commissie C(2010) 150 tot afwijzing, wegens het ontbreken van communautair belang, van verzoeksters klacht betreffende vermeende inbreuken door Rambus op artikel 102 VWEU in samenhang met het eisen van mogelijkerwijze onredelijke royalty's voor het gebruik van bepaalde octrooien op "Dynamic Random Access Memory" (DRAM) (zaak COMP/38.636 - Rambus) na de vaststelling van de beschikking van de Commissie van 9 december 2009 waarbij de Commissie ten aanzien van Rambus bepaalde toezeggingen verbindend heeft verklaard in overeenstemming met artikel 9 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad1 en heeft besloten dat er niet langer gronden voor een optreden bestonden.

Ter onderbouwing van haar conclusies voert verzoekster vijf middelen aan.

In de eerste plaats stelt zij dat de Commissie wezenlijke procedurele vereisen heeft geschonden door haar niet voldoende toegang tot relevante documenten te verlenen.

In de tweede plaats betoogt verzoekster dat de Gemeenschap nog steeds een groot belang heeft bij het onderzoek van haar klacht. Zij stelt dat de Commissie haar afwijzende beschikking uitsluitend heeft gebaseerd op het feit dat er geen communautair belang meer bestaat ingevolge de vaststelling van de beschikking op grond van artikel 9. Volgens verzoekster is de kwestie van het communautaire belang en de geldigheid van de afwijzende beschikking als gevolg van het standpunt en de redenering van de Commissie intrinsiek verbonden met de geldigheid van de beschikking op grond van artikel 9 die door verzoekster in zaak T-148/10 wordt betwist.

Het derde, vierde en vijfde middel van verzoekster komen overeen met haar eerste, tweede en derde middel in zaak T-148/10 en betreffen de vermeende inbreuken die de Commissie zou hebben begaan bij de vaststelling van de beschikking op grond van artikel 9 waarbij ten aanzien van Rambus bepaalde toezeggingen verbindend werden verklaard.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).