Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 16 februari 2024 – Coillte Cuideachta Ghníomhaíochta Ainmnithe / Commissioner for Environmental Information

(Zaak C-129/24, Coillte Cuideachta Ghníomhaíochta Ainmnithe)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Coillte Cuideachta Ghníomhaíochta Ainmnithe

Verwerende partij: Commissioner for Environmental Information

Prejudiciële vragen

Wordt onder de term „verzoek” in artikel 6, lid 1, van richtlijn 2003/41 – gelezen in het licht van artikel 4, lid 1, van het op 25 juni 19982 te Aarhus ondertekende Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – slechts een verzoek verstaan dat geldig is in de zin van de richtlijn en van de nationale omzettingsregeling van de betreffende lidstaat?

Wordt onder de term „aanvrager” in artikel 2, punt 5, van richtlijn 2003/4 – gelezen in het licht van onder meer artikel 4, lid 1, onder b), en/of artikel 6, lid 1 en/of lid 2, en/of artikel 2, punt 5, en artikel 4, lid 1, en lid 3, onder b), van het op 25 juni 1998 te Aarhus ondertekende Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – een natuurlijke of rechtspersoon verstaan die op basis van zijn echte naam en/of een actueel fysiek adres wordt geïdentificeerd, en niet een anonieme persoon of een persoon die een pseudoniem gebruikt en/of een aanvrager wiens contactgegevens slechts per e-mail worden vastgesteld?

Indien de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord, verzet artikel 3, lid 1, en/of lid 5, onder c), van richtlijn 2003/4 – gelezen in het licht van artikel 4, lid 1, van het op 25 juni 1998 te Aarhus ondertekende Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – zich dan tegen een nationale regeling die een aanvrager verplicht om zijn echte naam en/of actuele fysieke adres te verstrekken voor een verzoek?

Indien de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord en de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord, impliceert richtlijn 2003/4 – gelezen in het licht van artikel 4 van het op 25 juni 1998 te Aarhus ondertekende Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – dat indien een overheidsinstantie redelijkerwijs van mening is dat er op het eerste gezicht twijfel bestaat over de echtheid van de door een aanvrager verstrekte informatie over zijn identiteit, die overheidsinstantie de aanvrager niet mag verzoeken om bevestiging van zijn echte naam en/of een actueel fysiek adres met het oog op zijn identificatie en niet om te bepalen welk belang hij heeft, ook indien het verstrekken van de echte naam en/of het actuele fysieke adres van een aanvrager indirect kan leiden tot gevolgtrekkingen of speculaties door de overheidsinstantie of anderszins ten aanzien van het in artikel 3, lid 1, van de richtlijn genoemde eventuele belang van de aanvrager?

Indien de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord en de derde vraag bevestigend moet worden beantwoord, impliceert artikel 4, lid 1, onder b), van richtlijn 2003/4 – gelezen in het licht van artikel 4, lid 3, onder b), van het op 25 juni 1998 te Aarhus ondertekende Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – dat een overheidsinstantie de aanvrager niet mag verzoeken om bevestiging van zijn echte naam en/of een actueel fysiek adres om te bepalen of een bepaald verzoek kennelijk onredelijk is gelet op de hoeveelheid, de aard en de frequentie van andere verzoeken van diezelfde aanvrager, en niet om te bepalen welk belang hij heeft, ook indien het verstrekken van de echte naam en/of het actuele fysieke adres van een aanvrager indirect kan leiden tot gevolgtrekkingen of speculaties door de overheidsinstantie of anderszins ten aanzien van het in artikel 3, lid 1, van de richtlijn genoemde eventuele belang van de aanvrager?

____________

1 Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB 2003, L 41, blz. 26).

1 PB 2005, L 124, blz. 4.