Language of document : ECLI:EU:T:2014:1064

Zaak T‑102/13

Heli-Flight GmbH & Co. KG

tegen

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)

„Burgerluchtvaart – Aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor een helikopter van het type Robinson R66 – Afwijzingsbesluit van het EASA – Beroep tot nietigverklaring – Omvang van het toezicht van de kamer van beroep – Omvang van het toezicht van het Gerecht – Beroep wegens nalaten – Niet-contractuele aansprakelijkheid”

Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 11 december 2014 II – 0000

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 11 december 2014

1.      Agentschappen van de Europese Unie – Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Bevoegdheid van de Unierechter – Toezicht op de wettigheid van de beslissingen van de kamer van beroep – Procedure die strekt tot naleving van het recht om te worden gehoord

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41; verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 1592/2002, art. 41, lid 1, en nr. 216/2008, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1108/2009, punt 26 van de considerans en art. 49 en 50, lid 2)

2.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beoordeling van de motiveringsplicht op basis van de omstandigheden van de zaak

(Art. 296 VWEU)

3.      Vervoer – Luchtvervoer – Gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvaartdiensten in de Unie – Procedure tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden – Controle door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) of het luchtvaartuig veilig kan vliegen – Inaanmerkingneming van de bij een certificeringsprocedure gemaakte bezwaren – Toelaatbaarheid – Invloed van een goedkeuring, verleend aan een ander toestel met dezelfde kenmerken – Geen – Dwingend karakter van een door een derde land verleend typecertificaat – Geen

(Verordening nr. 1702/2003 van de Commissie, bijlage, punt 21A.710, sub c; verordening nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1108/2009, art. 2, lid 1)

4.      Vervoer – Luchtvervoer – Gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvaartdiensten in de Unie – Procedure tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden – Beslissing die niet valt onder een gebonden bevoegdheid van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) – Beslissing waartoe een technische ingewikkelde beoordeling nodig is – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Verordening nr. 1702/2003 van de Commissie, bijlage, punt 21A.710, sub a en c)

5.      Vervoer – Luchtvervoer – Gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvaartdiensten in de Unie – Procedure tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden – Controle door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) of het luchtvaartuig veilig kan vliegen – Beoordelingsvrijheid inzake de wijze waarop wordt gecontroleerd – Verplichting tot het uitvoeren van inspecties of proefnemingen – Geen

(Verordening nr. 1702/2003 van de Commissie, bijlage, punten 21A.709, sub b, 2, en 21A.710, sub a en c)

6.      Vervoer – Luchtvervoer – Gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtvaartdiensten in de Unie – Procedure tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden – Bewijslast – Omvang

(Verordening nr. 1702/2003 van de Commissie, bijlage, punt 21A.708, sub b, 2, en sub c)

7.      Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Abstracte formulering – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c)

8.      Beroep wegens nalaten – Ingebrekestelling van een orgaan of instantie van de Unie – Geen – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 265 VWEU; verordening nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1108/2009, art. 50, lid 1)

9.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onwettigheid – Schade – Causaal verband – Ontbreken van een van de voorwaarden – Volledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

1.      Uit de analyse van overweging 26 en van de artikelen 49 en 50, lid 2, van verordening nr. 216/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), houdende intrekking van richtlijn 91/670, verordening nr. 1592/2002 en richtlijn 2004/36, alsook van artikel 41, lid 1, van deze verordening nr. 1592/2002, zowel naar letter als naar doel, waarbij het doel erin bestaat om de kamer van beroep in de gelegenheid te stellen om in voorkomend geval een door andere EASA-organen afgewezen verzoek toe te wijzen en, wanneer deze kamer de afwijzing handhaaft, deze afwijzing feitelijk en rechtens duidelijk te motiveren zodat de Unierechter deze afwijzingsbeslissing op wettigheid kan toetsen, volgt dat er naar het voorbeeld van de functionele continuïteit tussen de verschillende onderzoeksorganen van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt en de kamers van beroep ervan, een functionele continuïteit bestaat tussen de verschillende onderzoeksorganen van het EASA en de kamer van beroep van het EASA.

Voorts strekt de besluitvormingsprocedure van het EASA juist tot naleving van het recht om te worden gehoord, dat is gegarandeerd door artikel 41, lid 2, sub a, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Alleen het eindbesluit, namelijk de beslissing van de kamer van beroep, kan immers naar het Gerecht worden verwezen en de kamer van beroep bundelt vooraf zowel de schriftelijke opmerkingen van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon als zijn mondelinge opmerkingen ter terechtzitting.

(cf. punten 27, 45, 46)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 41)

3.      Wat de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) betreft, in de zin van punt 21A.710, sub c, van de bijlage bij verordening nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, moet het EASA, alvorens deze voorwaarden goed te keuren, nagaan of het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het EASA mag zich dus baseren op in een typecertificeringsprocedure gemaakte bezwaren, indien daardoor onzeker wordt dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen. Bezwaren die typecertificering beletten, verhinderen namelijk niet noodzakelijkerwijze dat het toestel veilig kan vliegen en dus dat de vluchtvoorwaarden ervoor kunnen worden goedgekeurd.

De procedure voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden sluit voorts per definitie uit dat er een geldig luchtwaardigheidscertificaat is. Daar de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden uiteraard specifiek voor elk toestel wordt verleend, laat het feit dat een typecertificaat is verleend aan een ander toestel met beweerdelijk dezelfde kenmerken als het luchtvaartuig waarvoor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden wordt aangevraagd, de wettigheid van de beslissing van het EASA volstrekt onverlet.

Zo ook zijn eventuele minder strikte vereisten van entiteiten van derde landen die zoals de Amerikaanse federale luchtvaartadministratie (FAA) zijn belast met de regelgeving voor de luchtvaartveiligheid, inzake de door het EASA toe te passen veiligheidsvoorschriften voor toestellen van natuurlijke of rechtspersonen die op het grondgebied van de Europese Unie wonen of zijn gevestigd, niet bindend voor het EASA, dat, zoals blijkt uit artikel 2, lid 1, van verordening nr. 216/2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een EASA, houdende intrekking van richtlijn 91/670, verordening nr. 1592/2002 en richtlijn 2004/36, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1108/2009, een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in Europa tot stand moet brengen en handhaven. De internationale overeenkomsten, in het bijzonder het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende en door alle lidstaten van de Unie geratificeerde verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, verzetten zich er niet tegen dat de lidstaten voor hun eigen vliegtuigen strengere veiligheidsvoorschriften vaststellen dan andere landen die partij zijn bij dat verdrag, zoals de Verenigde Staten van Amerika. Een door de FAA verleend typecertificaat is dus niet bindend voor het EASA.

(cf. punten 69, 93, 95, 96)

4.      Wat de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) betreft, leert lezing van punt 21A.710, sub c, van de bijlage bij verordening nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, dat het EASA zich niet bevindt in een situatie van gebonden bevoegdheid, maar over een bevoegdheid beschikt die een marge laat bij de beoordeling van een ingewikkelde technische vraag, namelijk de vaststelling of het luchtvaartuig al dan niet veilig kan vliegen. De woorden in de tekst van deze bepaling „worden afgegeven” betreffen namelijk niet de goedkeuringen van de vluchtvoorwaarden, maar de vliegvergunningen, waartoe, zoals in herinnering dient te worden gebracht, de vluchtvoorwaarden vooraf dienen te zijn goedgekeurd. Bovendien wordt de uit de deze woorden afgeleide vermeende plicht van de bevoegde instantie eerst concreet nadat deze instantie heeft geoordeeld dat het betrokken luchtvaartuig veilig kan vliegen voor de in dat punt vastgestelde doeleinden, dus gewoon als gevolg van de door de bevoegde instantie verrichte positieve beoordeling.

Voorts kan de Unierechter ingewikkelde technische beoordelingen beperkt toetsen. Daartoe gaat deze rechter na of de procedurevoorschriften in acht zijn genomen, of de feiten op grond waarvan de betwiste keuze is gemaakt, juist zijn vastgesteld, en of er geen sprake is van een kennelijk onjuiste beoordeling van deze feiten dan wel van misbruik van bevoegdheid. Dienaangaande kan de beoordeling of een luchtvaartuig veilig kan vliegen, als ingewikkelde technische beoordeling door de Unierechter beperkt op wettigheid worden getoetst. De tekst van punt 21A.710, sub c, van de bijlage bij verordening nr. 1702/2003, die niets zegt over de door het EASA te volgen werkwijze of te hanteren criteria om ervan overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen, bevestigt dat het EASA een ruime beoordelingsbevoegdheid heeft. De Unierechter dient dus eventuele kennelijk onjuiste beoordelingen af te wijzen.

(cf. punten 74, 75, 89, 90)

5.      Wat de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) betreft, is het EASA of een naar behoren erkende ontwerporganisatie volgens punt 21A.710, sub a, van de bijlage bij verordening nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, bevoegd tot beoordeling in een zeer nauwkeurige context, namelijk die van een vraag van veiligheid inzake het ontwerp, die bij de indiening van de aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dus reeds als zodanig geïdentificeerd is.

De handelingsmarge die bestaat bij de verificatie in een dergelijke context of een luchtvaartuig veilig kan vliegen, wordt weerspiegeld in het feit dat het EASA de aanvrager ertoe kan verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren. Niet kan dus worden gesteld dat het EASA alle noodzakelijke inspecties of proefnemingen moet uitvoeren of laten uitvoeren, aangezien het blijkens de tekst zelf van punt 21A.710, sub c, van de bijlage bij verordening nr. 1702/2003 alleen om een mogelijkheid en niet om een verplichting gaat. Het EASA kan zich dus baseren op alle gegevens in zijn bezit die zijn beoordeling betreffende de veiligheid van het betrokken luchtvaartuig bekrachtigen, bijvoorbeeld gegevens uit de tot staving van de vluchtvoorwaarden verstrekte documentatie, mits het EASA dit in de motivering van het besluit naar behoren vermeldt, en hoeft geen inspecties of proefnemingen uit te voeren of te laten uitvoeren indien het zich voldoende ingelicht acht.

Er is dus geen sprake van een kennelijk onjuiste beoordeling doordat het EASA geen inspecties of proefnemingen uitvoerde. Het EASA kan namelijk afzien van deze verificaties, indien het zonder die verificaties meent te kunnen concluderen dat niet is bewezen dat het toestel veilig kan vliegen.

(cf. punten 77‑79, 91)

6.      In het kader van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) kan een aanvrager, die zijn aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden zonder afdoende bewijs heeft ingediend, het EASA niet verwijten dat bewijs ontoereikend te verklaren en zijn aanvraag af te wijzen op basis van de technische en wetenschappelijke kennis waarover het EASA beschikt.

Wat de bewijslast betreft, legt de werkwijze die is voorgeschreven tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden bij punt 21A.708, sub b en c, van de bijlage bij verordening nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, die last immers op de aanvrager, die moet zorgen voor alle gegevens tot staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen die hij nader aangeeft, waaronder de voorwaarden en beperkingen met betrekking tot het vliegend personeel van het luchtvaartuig en de na te leven beperkingen van het gebruik, de bijzondere procedures of de technische voorwaarden. De voorgestelde vluchtvoorwaarden moeten gedocumenteerd zijn en verzekeren dat het luchtvaartuig onder voormelde voorwaarden veilig kan vliegen. Het EASA moet dus vooral op basis van de door de aanvrager verstrekte gegevens bepalen of een luchtvaartuig veilig kan vliegen. Dienaangaande moeten de bepalingen tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden die afwijken ten opzichte van de eis van een geldig luchtwaardigheidscertificaat, eng worden uitgelegd.

(cf. punten 80‑84)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 104‑106)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 108, 109, 111)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 116, 117)