Language of document :

Beroep ingesteld op 14 mei 2010 - Autogrill España / Commissie

(Zaak T-219/10)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Autogrill España, SA (Madrid, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Buendía Sierra, E. Abad Valdenebro, M. Muñoz de Juan en R. Calvo Salinero, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de in het beroep aangevoerde gronden tot nietigverklaring aanvaarden;

artikel 1, lid 1, van de beschikking van de Commissie van 28 oktober 2009 [staatssteun nr. C 45/2007 (ex NN 51/2007, ex CP 9/2007)] inzake de belastingafschrijving van financiële goodwill bij de verkrijging van deelnemingen in buitenlandse ondernemingen, nietig verklaren voor zover daarin wordt verklaard dat artikel 12, lid 5, van de Texto Refundido de la Ley del Impuesto sobre Sociedades (gecodificeerde versie van de Spaanse wet op de vennootschapsbelasting; hierna: "TRILS") elementen van staatssteun bevat;

subsidiair, artikel 4 van die beschikking nietig verklaren voor zover daarin wordt bepaald dat het bevel tot terugvordering geldt voor verrichtingen van vóór de publicatie in het PBEU van de eindbeschikking waarop het onderhavige beroep betrekking heeft, en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De in casu bestreden beschikking verklaart de steunregeling die Spanje overeenkomstig artikel 12, lid 5, TRLIS uitvoert, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor de steun die de begunstigden ontvangen bij intracommunautaire verkrijgingen. Op basis van voormelde bepaling kan de belastingafschrijving van financiële goodwill die voortvloeit uit de verkrijging van deelnemingen van meer dan 5 % in niet-ingezeten vennootschappen worden afgetrokken.

Ter onderbouwing van haar vorderingen beroept verzoekster zich op de volgende middelen:

1. - Schending van artikel 107, lid 1, VWEU, aangezien in de bestreden beschikking is vastgesteld dat de in casu aan de orde zijnde maatregel staatssteun vormt. De Commissie heeft niet aangetoond dat de aan de orde zijnde fiscale maatregel "bepaalde ondernemingen of bepaalde producties" begunstigt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. De Commissie neemt enkel aan dat deze maatregel selectief is omdat deze alleen geldt voor de verkrijging van deelnemingen in buitenlandse vennootschappen en niet voor de verkrijging van deelnemingen in nationale vennootschappen. Dit is een onjuiste cirkelredenering. Dat de aan de orde zijnde maatregel - zoals elke andere fiscale bepaling - pas geldt wanneer aan bepaalde objectieve voorwaarden is voldaan, betekent niet dat deze maatregel de jure of de facto een selectieve maatregel is. In feite leidt het automatisme van de redenering van de Commissie ertoe dat elke fiscale bepaling prima facie selectief wordt geacht.

Bovendien blijkt uit zowel de juridische analyse van de maatregel als de door het Koninkrijk Spanje voorgelegde statistische gegevens dat artikel 12, lid 5, TRLIS een algemene maatregel is die de jure en de facto openstaat voor alle ondernemingen die Spaanse vennootschapsbelasting moeten betalen, ongeacht de omvang, de aard, de sector of de oorsprong van deze ondernemingen.

Anderzijds vormt de prima facie verschillende behandeling van artikel 12, lid 5, TRLIS helemaal geen selectief voordeel, maar beoogt zij alle verkrijgingen van aandelen, ongeacht of zij nationaal of buitenlands zijn, gelijk te stellen. Aangezien geen grensoverschrijdende fusies kunnen worden voltooid, kan de belastingafschrijving van financiële goodwill slechts plaatsvinden op nationaal niveau, waar fiscale bepalingen bestaan die deze toestaan. Artikel 12, lid 5, TRLIS breidt die mogelijkheid in feite enkel uit tot de aankoop van activa in buitenlandse vennootschappen.

Subsidiair is de beschikking van de Commissie onevenredig, aangezien op zijn minst de gevallen van overname van de controle van buitenlandse ondernemingen moeten worden gelijkgesteld met situaties van nationale fusies en die gevallen derhalve gerechtvaardigd zijn door de opzet en de logica van het Spaanse stelsel.

2. - Schending van artikel 107, lid 1, VWEU, aangezien blijk is gegeven van een onjuiste opvatting van het recht bij de bepaling van de begunstigde van de maatregel.

Subsidiair, en ook al wordt aangenomen dat artikel 12, lid 5, TRLIS elementen van staatssteun bevat, had de Commissie een exhaustieve economische analyse moeten verrichten om te bepalen welke de begunstigden van de steunregeling waren. Hoe dan ook zijn de begunstigden van de steun (in de vorm van een buitensporige prijs voor de aankoop van deelnemingen) de verkopers van de deelnemingen en niet, zoals de Commissie beweert, de Spaanse ondernemingen die van deze maatregel gebruik hebben gemaakt.

3.- Tot slot beweert verzoekster dat het vertrouwensbeginsel is geschonden wat de temporele werkingssfeer van het bevel tot terugvordering betreft.

____________