Language of document : ECLI:EU:C:2017:255

Zaak C544/15

Sahar Fahimian

tegen

Bundesrepublik Deutschland

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin)

„Prejudiciële verwijzing – Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid – Richtlijn 2004/114/EG – Artikel 6, lid 1, onder d) – Voorwaarden voor de toelating van derdelanders – Weigering van toelating – Begrip ‚bedreiging voor de openbare veiligheid’ – Beoordelingsmarge”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 4 april 2017

Grenscontroles, asiel en immigratie – Immigratiebeleid – Toelating van derdelanders met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk – Richtlijn 2004/114 – Algemene toelatingsvoorwaarden – Geen bedreiging voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid – Beoordelingsmarge van de bevoegde nationale autoriteiten – Weigering om een derdelander met een diploma van een universiteit ten aanzien waarvan beperkende Uniemaatregelen zijn genomen, toe te laten – Toelaatbaarheid – Voorwaarden – Rechterlijke toetsing van die weigering – Voorwaarden

(Richtlijn 2004/114 van de Raad, art. 6)

Artikel 6, lid 1, onder d), van richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk moet in die zin worden uitgelegd dat de bevoegde nationale autoriteiten over een ruime beoordelingsmarge beschikken om in het licht van alle relevante gegevens die de situatie kenmerken van een derdelander die een visum voor studiedoeleinden aanvraagt, na te gaan of deze derdelander een – al was het maar potentiële – bedreiging voor de openbare veiligheid vormt. Bij deze beoordeling kan aldus niet alleen rekening worden gehouden met de gedragingen van de aanvrager maar tevens met andere elementen die verband houden met, onder meer, zijn loopbaan.

Deze bepaling moet tevens in die zin worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzet dat de bevoegde nationale autoriteiten weigeren een derdelander die een diploma bezit van een universiteit ten aanzien waarvan beperkende Uniemaatregelen zijn genomen wegens de vergaande verwevenheid ervan met de regering van Iran op militair gebied en aanverwante gebieden, en die voornemens is in deze lidstaat onderzoek te verrichten op een voor de openbare veiligheid gevoelig gebied, tot het grondgebied van de betrokken lidstaat toe te laten voor die studiedoeleinden, indien de elementen waarover deze autoriteiten beschikken, de vrees rechtvaardigen dat de kennis die deze persoon tijdens zijn onderzoek zou verwerven, later zou kunnen worden aangewend voor doelen die indruisen tegen de openbare veiligheid. Het staat aan de nationale rechter waarbij beroep is ingesteld tegen het besluit van de bevoegde nationale autoriteiten houdende weigering om het aangevraagde visum te verlenen, om na te gaan of dat besluit op geldige gronden en op een voldoende solide feitelijke grondslag berust.

(zie punten 40, 50 en dictum)