Language of document :

Beroep ingesteld op 17 juli 2008 - Grazer Wechselseitige Versicherung / Commissie

(Zaak T-282/08)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Grazer Wechselseitige Versicherung AG (Graz, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: Rechtsanwalt H. Wollmann)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van de Commissie C(2008) 1625 def. van 30 april 2008 (nr. C 56/2006, ex NN 77/2006 - Privatisering Bank Burgenland) overeenkomstig artikel 231, lid 1, EG in haar geheel nietig te verklaren;

verweerster overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen de beschikking van de Commissie C(2008) 1625 def. van 30 april 2008, waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat de steun die Oostenrijk in strijd met artikel 88, lid 3, EG aan de Versicherungsgesellschaft Grazer Wechselseitige Versicherung AG en de GW Beteiligungserwerbs- und -verwaltungs-GmbH heeft verleend in het kader van de privatisering van de HYPO Bank Burgenland AG, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster in de eerste plaats aan dat de Commissie artikel 87, lid 1, EG in meerdere opzichten verkeerd heeft toegepast. Dienaangaande stelt zij met name dat verschillende indicatoren erop wijzen dat de marktwaarde van de geprivatiseerde bank op het ogenblik van de verkoop duidelijk onder de door verzoekster geboden koopprijs lag, zodat zij bij de verkoop niet is bevoordeeld.

Bovendien voert verzoekster aan dat verweerster de "particuliere verkoper"-test verkeerd heeft toegepast. Verzoekster betwist in dit verband de juistheid van de stelling van de Commissie dat bij de beslissing over de toeslag geen rekening mocht worden gehouden met de dekkingsplicht van het Land Burgenland in geval van niet-vervulling van bepaalde verplichtingen van de geprivatiseerde bank. In deze context stelt verzoekster voorts dat de Commissie niet uitgaat van het criterium van een reële particuliere investeerder, maar van de fictie van een verkoper met een onbegrensde bereidheid tot het nemen van risico´s.

Verzoekster stelt tevens dat de Commissie niet heeft bewezen dat verzoeksters bod na het aanbrengen van de noodzakelijke wijzigingen nominaal lager was dan het bod van de andere bieder.

Voor het geval er sprake zou zijn van een steunmaatregel, stelt verzoekster subsidiair dat de Commissie heeft nagelaten de verenigbaarheid van deze steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, sub c, EG te toetsen.

Ten slotte stelt verzoekster dat de bestreden beschikking een aantal motiveringsgebreken vertoont.

____________