Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tatabányai Törvényszék (Hongarije) op 26 mei 2017 – Éva Nothartová / József Boldizsár Sámson

(Zaak C-306/17)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Tatabányai Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Éva Nothartová

Verwerende partij: József Boldizsár Sámson

Prejudiciële vraag

Wanneer een tegenvordering voortspruit uit een ander rechtsfeit of uit een andere overeenkomst dan dat/die waarop de [oorspronkelijke] vordering gegrond is, dient er dan, ter bepaling van de rechterlijke bevoegdheid om kennis te nemen van de tegenvordering, van uitgegaan te worden dat

a)    enkel artikel 8, [aanhef en] onder 3, van verordening (EU) nr. 1215/20121 (hierna: „Brussel I bis-verordening”) van toepassing is, omdat alleen deze bepaling handelt over de tegenvordering, of dat

b)    artikel 8, [aanhef en] onder 3, van de Brussel I bis-verordening enkel betrekking heeft op een tegenvordering die voortspruit uit het rechtsfeit of uit de overeenkomst waarop de [oorspronkelijke] vordering gegrond is, waardoor het niet van toepassing kan zijn op een tegenvordering die niet uit dat feit of uit die overeenkomst voortspruit, zodat overeenkomstig de andere bevoegdheidsregels van de Brussel I bis-verordening de rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de [oorspronkelijke] vordering, tevens bevoegd is om kennis te nemen van de tegenvordering?

____________

1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351, blz. 1).