Language of document :

Beroep ingesteld op 1 maart 2017 – Polskie Górnictwo Naftowe i Gazownictwo/Commissie

(Zaak T-130/17)

Procestaal: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Polskie Górnictwo Naftowe i Gazownictwo S.A. (Warschau, Polen) (vertegenwoordiger: M. Jeżewski, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit C(2016)6950 van de Europese Commissie van 28 oktober 2016 over de wijziging van de voorwaarden voor de ontheffing voor de OPAL-gasleiding van de verplichting enkele vereisten van Unierecht toe te passen;

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij 16 middelen aan.

Eerste middel: schending van de grondrechten en onjuiste beoordeling van het inleidende stuk in de procedure over de wijziging van de bestaande ontheffing voor de OPAL-gasleiding van de verplichting enkele vereisten van Unierecht toe te passen, die in 2009 is toegekend krachtens een besluit van de Bundesnetzagentur (het Duitse federale netwerkagentschap).

Tweede middel: ontbreken van de bevoegdheid een besluit vast te stellen houdende wijziging van de ontheffing voor de OPAL-gasleiding van de verplichting enkele vereisten van Unierecht toe te passen.

Derde middel: onjuiste uitlegging van de voorwaarden waaronder gasinfrastructuur in aanmerking komt voor de ontheffing van artikel 36, lid 1, in samenhang met artikel 2, punt 17, van richtlijn 2009/73/EG.

Vierde middel: onjuiste uitlegging van de voorwaarden waaronder gasinfrastructuur in aanmerking komt voor de ontheffing van artikel 36, lid 1, onder b), in samenhang met artikel 2, punt 33, van richtlijn 2009/73/EG.

De voorwaarde voor de toekenning van een ontheffing door een regelgevende instantie voor de nieuwe grote aardgasinfrastructuur is dat het investeringsrisico zo groot is dat de investering zonder de ontheffing niet zou worden gedaan.

De investering voor de aanleg van de OPAL-gasleiding is uiteindelijk verwezenlijkt en voltooid op 13 juli 2011, dus er kan geen sprake meer zijn van enig risico.

Vijfde middel: onjuiste uitlegging van de voorwaarden waaronder de gasinfrastructuur in aanmerking komt voor de ontheffing van artikel 36, lid 1, onder a) en e), van richtlijn 2009/73/EG en dientengevolge aanname dat de wijziging van de door de regelgevende instantie toegekende ontheffing voor de OPAL-gasleiding niet ten koste zal gaan van de mededinging op de gasmarkt.

Zesde middel: onjuiste uitlegging van de voorwaarden waaronder de gasinfrastructuur in aanmerking komt voor de ontheffing van artikel 36, lid 1, onder a), van richtlijn 2009/73/EG en dientengevolge aanname dat de wijziging van de door de regelgevende instantie toegekende ontheffing voor de OPAL-gasleiding de voorzieningszekerheid op de interne gasmarkt versterkt.

Zevende middel: miskenning van de omstandigheid dat de Bundesnetzagentur de inhoud van artikel 102 VWEU in acht moet nemen bij de vaststelling van een besluit over de ontheffing krachtens artikel 36 van richtlijn 2009/73/EG.

Achtste middel: schending van de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van gewettigd vertrouwen.

Negende middel: schending van het evenredigheidsbeginsel.

Tiende middel: niet-nakoming van de verplichting een handeling naar behoren te motiveren in de zin van artikel 296 VWEU en in de zin van artikel 263 VWEU.

Elfde middel: blootstelling van de afnemers van gas in de Republiek Polen aan het risico van niet-levering, hetgeen een schending vormt van het Verdragsdoel van waarborgen van de energievoorzieningszekerheid en van het beginsel van energiesolidariteit in samenhang met schending van artikel 7 van het Verdrag door de vaststelling van een besluit dat in strijd is met andere beleidsmaatregelen van de Europese Unie.

Twaalfde middel: bevoorrechte behandeling van de infrastructuur die een ontheffing geniet en waarvan de status niet in overeenstemming is met het EU-recht.

Dertiende en veertiende middel: schending van respectievelijk artikel 274 en artikel 275 van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds.

Vijftiende middel: schending van artikel 7 VWEU door de vaststelling van een besluit dat in strijd is met andere beleidsmaatregelen van de Europese Unie.

Zestiende middel: nietigheid krachtens artikel 277 VWEU van artikel 2, punt 33, in samenhang met artikel 36, lid 1, van richtlijn 2009/73/EG door de arbitraire invoering van een discriminerend onderscheid tussen infrastructuur die in aanmerking komt voor de door de regelgevende instantie toegekende ontheffing en overige infrastructuur die daarvoor niet in aanmerking komt.

____________