Language of document :

Beroep ingesteld op 20 juli 2012 - Ciudad de la Luz en Sociedad Proyectos Temáticos de la Comunidad Valenciana/Commissie

(Zaak T-321/12)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Ciudad de la Luz, SA (Alicante, Spanje) en Sociedad Proyectos Temáticos de la Comunidad Valenciana, SA (Alicante, Spanje) (vertegenwoordigers: J. Buendía Sierra, N. Ruiz García, J. Belenguer Mula en M. Muñoz de Juan, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de in het verzoekschrift aangevoerde redenen voor nietigverklaring ontvankelijk en gegrond verklaren;

beschikking C(2012) 3025 def. van de Europese Commissie van 8 mei 2012 inzake steunmaatregel SA. 22668 (C 8/2008 - ex NN 4/2008) die door Spanje ten uitvoer is gelegd ten gunste van "Ciudad de la Luz SA" (CDL) nietig verklaren, met name artikel 1, lid 1, van de beschikking voor zover daarin is vastgesteld dat de investering in CDL elementen van met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun bevat, en terugvordering van de steun wordt gelast;

de bestreden beschikking non-existent of, subsidiair, nietig verklaren, met name artikel 1, lid 1, van de beschikking voor zover daarin is vastgesteld dat bepaalde producenten die opnames in de studio's van CDL hebben gemaakt met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steun hebben ontvangen;

dientengevolge de in artikel 2 van de bestreden beschikking gelaste terugvordering van de steun nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters drie middelen aan.

1.    Onjuiste rechtsopvatting door te concluderen dat sprake is van staatssteun aan CDL (onjuiste toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder), en schending van de artikelen 107, lid 1, VWEU en 345 VWEU

De Commissie heeft het beginsel van de particuliere investeerder onjuist toegepast en ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van staatssteun. De investeringen van de Generalitat Valenciana (regering van de autonome regio Valencia) in CDL vonden op twee verschillende tijdstippen plaats, namelijk in 2000 en 2004, en de investeringsbesluiten werden in beide gevallen vastgesteld na de opstelling van bedrijfsplannen waaruit de te verwachten rentabiliteit van het project bleek. Bij de toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder vergelijkt de Commissie dit project met de rentabiliteit van naar hun omvang niet vergelijkbare projecten en marktdeelnemers, zodat dit beginsel wordt uitgehold en de artikelen 107, lid 1, VWEU en artikel 345 VWEU worden geschonden.

Bovendien weigert de Commissie in haar juridische en economische onderzoek rekening te houden met het feit dat naast het filmstudioproject ook sprake was van een project voor de ontwikkeling van een handels- en hotelgebied op de aangrenzende gronden die eigendom zijn van Sociedad Proyectos Temáticos de la Comunidad Valenciana (SPTCV). Indien rekening wordt gehouden met beide projecten, is de rentabiliteit van de investering in CDL nog hoger.

2.    Onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van de verenigbaarheid van het CDL-project en motiveringsgebrek

De Commissie laat buiten beschouwing dat het project in aanmerking kwam voor regionale steun omdat CDL zich in Alicante bevindt. Daar het om een groot investeringsproject ging, waren de Spaanse autoriteiten van mening dat CDL aanspraak kon maken op regionale steun ten belope van circa 36 %, hetgeen de Commissie niet heeft betwist. Desondanks wil de Commissie niet accepteren dat de rentabiliteit van het project nog hoger ligt wanneer het beginsel van de particuliere investeerder op 64 % van de investering wordt toegepast.

Subsidiair menen verzoeksters dat de investering van de Valenciaanse autoriteiten in het filmstudiocomplex van CDL geheel of gedeeltelijk verenigbaar met de gemeenschappelijke markt moet worden verklaard op grond van artikel 107, lid 3, sub d, VWEU.

De Commissie geeft niet aan waarom de steun aan de bouw van de filmstudio's van CDL niet noodzakelijk, evenredig en adequaat is, of waarom deze steun ook niet (zelfs niet gedeeltelijk) om redenen die verband houden met cultuur verenigbaar is.

3.    Onjuiste rechtsopvatting als gevolg van het ontbreken van een besluit en in elk geval volledig ontbreken van een motivering met betrekking tot de financiële prikkels aan producties

De Commissie is niet alleen van mening dat de investering in CDL als staatssteun is aan te merken, maar beschouwt ook alle financiële prikkels die aan filmproducenten zijn gegeven om in de studio's van CDL opnames te maken, als staatssteun.

Deze vermeende steun wordt slechts in één punt van de beschikking vermeld en daarin zonder nadere uitleg onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard. De beschikking bevat geen beschrijving van de betrokken maatregel, vermeldt evenmin welke informatie de lidstaat dienaangaande heeft verstrekt, bevat ook geen onderzoek of al dan niet sprake is van steunelementen en gaat niet in op de verenigbaarheidscriteria en op de vraag of er eventueel gerechtvaardigde verwachtingen zijn.

Verzoeksters menen derhalve dat, gelet op het motiveringsgebrek, sprake is van een non-existente of nietige handeling. Voorts zijn de financiële prikkels in overeenstemming met artikel 107, lid 3, sub d, VWEU, aangezien is voldaan aan de voorwaarden van de mededeling van de Commissie van 2001 inzake steun aan de filmindustrie.

____________