Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 januari 2024 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid) van 25 oktober 2023 in zaak T-136/19, Bulgarian Energy Holding EAD e.a. / Commissie

(Zaak C-14/24 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Meessen, J. Szczodrowski, B. Cullen en C. Georgieva, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Bulgarian Energy Holding EAD (BEH), Bulgartransgaz EAD, Bulgargaz EAD, Republiek Bulgarije, Overgas Inc.

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen;

de zaak voor afdoening naar het Gerecht terug te verwijzen;

verzoeksters in eerste aanleg (Bulgarian Energy Holding EAD, Bulgartransgaz EAD, Bulgargaz EAD) te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante voert tien middelen aan.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zich te baseren op rechtspraak betreffende potentiele mededinging in de specifieke context van de beoordeling (op grond van artikel 101 VWEU) van pay-for-delay-overeenkomsten in de farmaceutische sector, teneinde aanvullende bewijsvereisten te formuleren waaraan mededingingsautoriteiten moeten voldoen om aan te tonen dat het verhinderen van de toegang tot een essentiële faciliteit in een concreet geval niet louter hypothetische mededingingsbeperkende gevolgen kan hebben. (Eerste middel)

Het Gerecht heeft bewijzen en feiten verdraaid en op meerdere punten blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. (Tweede, derde, vierde, zevende en achtste middel)

Door de grief van verzoeksters te aanvaarden dat de Commissie ten onrechte heeft besloten dat het aanbod aan Overgas van een initiële duur van drie maanden voor de pijpleidingtoegangsovereenkomst van 2013 ontoereikend was, heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. (Vijfde middel)

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in punt 689 te oordelen dat de Commissie niet rechtens genoegzaam had aangetoond dat de aan Bulgargaz verweten gedragingen met betrekking tot de toegang tot de pijpleiding een weigering van toegang vormden die onder artikel 102 VWEU kon vallen. (Zesde middel)

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door op basis van het arrest Frucona1 te oordelen dat het, gelet op de bevindingen van de Commissie inzake BEH’s mededingingsverstorende strategie en het bestaan van één enkele voortdurende inbreuk, de vaststelling van misbruik niet kon bevestigen met betrekking tot de weigering van toegang tot de opslagfaciliteit UGS Chiren na juni 2012. (Negende middel)

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de informatie waartoe verzoeksters reeds toegang hadden in de loop van de administratieve procedure niet te vergelijken met informatie die hun „niet meegedeeld” zou zijn. Voorts heeft het Gerecht het bewijs verdraaid voor zover het van oordeel is dat de voordien „niet meegedeelde” informatie een belang had dat niet buiten beschouwing mocht worden gelaten, en schendt het zijn eigen Reglement voor de procesvoering door het beginsel van hoor en wederhoor niet te eerbiedigen en de Commissie niet de mogelijkheid te bieden om opmerkingen in te dienen over het betoog van verzoeksters. (Tiende middel)

____________

1 Arrest van 24 januari 2013, Frucona Košice/Commissie (C-73/11 P, EU:C:2013:32), punt 89.