Language of document : ECLI:EU:F:2009:15

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

18 februari 2009

Zaak F‑70/07

Luigi Marcuccio

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beroep tot schadevergoeding – Begroting van kosten – Kennelijke onbevoegdheid – Verwijzing krachtens artikel 8, lid 2, van bijlage bij Statuut van het Hof van Justitie – Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, kort samengevat, veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de schade die verzoeker zou hebben geleden door haar weigering om hem de invorderbare kosten te vergoeden die hij zou hebben gemaakt in zaak T‑176/04 (beschikking van 6 maart 2006, Marcuccio/Commissie, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).

Beslissing: De zaak wordt verwezen naar het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen voor zover deze betrekking heeft op de invorderbare kosten in zaak T‑176/04. Het beroep wordt voor het overige kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing omtrent de kosten van het beroep, voor zover dit betrekking heeft op de begroting van de invorderbare kosten in zaak T‑176/04, wordt aangehouden. Elke partij draagt haar eigen kosten voor wat het overige beroep betreft.

Samenvatting

Procedure – Kosten – Begroting – Invorderbare kosten – Bevoegde rechter

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 92, lid 1)

De vordering tot nietigverklaring van een bestreden besluit en van het besluit tot afwijzing van de klacht die tegen het bestreden besluit is ingediend alsmede de vordering tot veroordeling van een instelling tot betaling, aan een ambtenaar, van een geldbedrag met vertragingsrente en kapitalisatie van rente, die in feite strekken tot betaling, door de instelling, van de invorderbare kosten van een geding dat door het Gerecht van eerste aanleg is beëindigd en waarin het zich over de kostenverdeling heeft uitgesproken, moeten, gelet op hun doel, worden aangemerkt als een verzoek om begroting van kosten. Aangezien een dergelijk verzoek op grond van artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg bij laatstgenoemd Gerecht moet worden ingediend, is het Gerecht voor ambtenarenzaken onbevoegd om zich uit te spreken over bovengenoemde vorderingen.

In dit verband staat de exacte juridische kwalificatie van de vorderingen van een beroep teneinde te bepalen of de rechterlijke instantie bevoegd is om deze te onderzoeken alleen ter beoordeling van de rechter, en hangt deze niet af van de wil van de partijen.

(cf. punten 16 en 18)