Language of document : ECLI:EU:C:2012:712

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

15 november 2012 (*)

„Niet-nakoming – Bestrijding van vervuiling – Grenswaarden voor PM10‑concentraties in de lucht”

In zaak C‑34/11,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 21 januari 2011,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door P. Guerra e Andrade, A. Alcover San Pedro en S. Petrova als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekster,

tegen

Portugese Republiek, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes en M. J. Lois als gemachtigden,

verweerster,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Ilešič, E. Levits, M. Safjan en M. Berger (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: E. Sharpston,

griffier: M. Ferreira, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 19 januari 2012,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Portugese Republiek, door niet ervoor te zorgen dat de PM10‑concentraties in de lucht lager zijn dan de grenswaarden vastgesteld in artikel 13 van richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152, blz. 1), de krachtens dit artikel 13 op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen met betrekking tot de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul.

 Toepasselijke bepalingen

 Richtlijn 96/62/EG

2        Overeenkomstig artikel 11 van richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit (PB L 296, blz. 55), moeten de lidstaten jaarlijks een verslag over de naleving van de grenswaarden voor PM10-concentraties indienen.

 Richtlijn 1999/30/EG

3        Artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht (PB L 163, blz. 41) bepaalt:

„De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de concentraties van PM10 in de lucht, zoals beoordeeld overeenkomstig artikel 7, met ingang van de in bijlage III, deel I, vermelde data de daarin bepaalde grenswaarden niet overschrijden.

[...]”

4        Krachtens artikel 5, lid 4, van die richtlijn stelt de betrokken lidstaat, wanneer die grenswaarden worden overschreden doordat er ingevolge natuurverschijnselen PM10-concentraties in de lucht aanwezig zijn die significante overschrijdingen van de normale achtergrondniveaus van natuurlijke oorsprong inhouden, de Commissie daarvan in kennis met de nodige bewijzen.

5        Bijlage III bij die richtlijn stelt twee soorten grenswaarden voor PM10-deeltjes vast, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen twee fases, die op hun beurt zijn onderverdeeld in twee middelingstijden. Wat betreft de middelingstijden van fase 1, die loopt van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009, mag de daggrenswaarde van 50 μg/m3 niet meer dan 35 keer per kalenderjaar worden overschreden en mag de jaargrenswaarde niet meer bedragen dan 40 μg/m3. Wat betreft de middelingstijden van fase 2, bedraagt vanaf 1 januari 2010 de daggrenswaarde, die niet meer dan 7 keer per kalenderjaar mag worden overschreden, 50 μg/m3, en de jaargrenswaarde 20 μg/m3.

6        Voor de in artikel 7 van diezelfde richtlijn bedoelde beoordeling moet een onderscheid worden gemaakt tussen „zone” en „agglomeratie”.

7        Krachtens artikel 2, punt 8, van richtlijn 1999/30 wordt onder een zone „een door de lidstaten afgebakend gedeelte van hun grondgebied” verstaan.

8        Artikel 2, punt 9, van die richtlijn definieert een agglomeratie als „een zone die wordt gekenmerkt door een bevolkingsconcentratie van meer van 250 000 inwoners of, bij een bevolkingsconcentratie van 250 000 inwoners of minder, door een bevolkingsdichtheid per km2 die voor de lidstaten beoordeling en beheer van de luchtkwaliteit rechtvaardigt”.

 Richtlijn 2008/50

9        Richtlijn 2008/50, die in werking is getreden op 11 juni 2008, codificeert de vijf wetgevingsbesluiten inzake beoordeling en beheer van de luchtkwaliteit, waaronder richtlijn 96/62 en richtlijn 1999/30.

10      Die richtlijnen zijn met ingang van 11 juni 2010 ingetrokken bij artikel 31 van richtlijn 2008/50, waarbij de op de lidstaten rustende verplichtingen inzake termijnen voor uitvoering of toepassing van diezelfde richtlijnen onverlet zijn gelaten.

11      Artikel 13 van richtlijn 2008/50, „Grenswaarden en alarmdrempels voor de bescherming van de menselijke gezondheid”, bepaalt in lid 1:

„De lidstaten zorgen ervoor, dat de niveaus van zwaveldioxide, PM10, lood en koolmonoxide in de lucht in de gehele zones en agglomeraties de in bijlage XI vastgestelde grenswaarden niet overschrijden.

[...]

De naleving van deze voorschriften wordt beoordeeld overeenkomstig bijlage III.

De in bijlage XI vastgestelde overschrijdingsmarges worden toegepast overeenkomstig artikel 22, lid 3, en artikel 23, lid 1.”

12      Bijlage XI bij richtlijn 2008/50 heeft de in bijlage III bij richtlijn 1999/30 voor PM10 vastgestelde grenswaarden niet gewijzigd.

13      Artikel 22 van richtlijn 2008/50 stelt daarentegen wel bijzondere regels vast voor uitstel van de tijdstippen waarop aan de grenswaarden moet worden voldaan en bepaalt in het bijzonder de voorwaarden voor vrijstelling van de verplichte toepassing ervan.

14      Artikel 22, leden 2 en 4, van die richtlijn luidt:

„2.      Wanneer in een bepaalde zone of agglomeratie overeenstemming met de in bijlage XI genoemde grenswaarden voor PM10 niet kan worden bereikt wegens locatiespecifieke dispersiekarakteristieken, ongunstige klimaatomstandigheden of grensoverschrijdende bijdragen, is de lidstaat uiterlijk tot 11 juni 2011 vrijgesteld van de verplichting om die grenswaarden toe te passen, mits aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan en de betreffende lidstaat aantoont dat op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau alle passende maatregelen genomen zijn om de uiterste tijdstippen na te leven.

[...]

4.      Wanneer lid 1 of lid 2 volgens een lidstaat van toepassing is, stelt hij de Commissie daarvan in kennis en deelt hij het in lid 1 bedoelde luchtkwaliteitsplan mede, met inbegrip van alle relevante gegevens die de Commissie nodig heeft om te beoordelen of aan de desbetreffende voorwaarden is voldaan. Bij haar beoordeling houdt de Commissie rekening met de geraamde effecten op de luchtkwaliteit in de lidstaten, nu en in de toekomst, van door de lidstaten genomen maatregelen en met de geraamde effecten op de luchtkwaliteit van bestaande communautaire maatregelen en van toekomstige communautaire maatregelen die door de Commissie worden voorgesteld.

Wanneer de Commissie binnen negen maanden na de ontvangst van de kennisgeving geen bezwaren heeft gemaakt, wordt aan de desbetreffende voorwaarden voor toepassing van lid 1 of lid 2 geacht te zijn voldaan.

Indien bezwaren worden gemaakt, kan de Commissie van lidstaten verlangen dat luchtkwaliteitsplannen worden aangepast of vervangen door nieuwe.”

 Precontentieuze procedure

15      Bij haar beoordeling van de jaarverslagen inzake naleving van de grenswaarden voor PM10-concentraties die de Portugese Republiek op basis van richtlijn 96/62 en richtlijn 1999/30 heeft overgelegd voor 2005, 2006 en 2007, heeft de Commissie voor deze periode een overschrijding van die waarden vastgesteld in acht zones en agglomeraties, te weten Braga, Vale do Ave, Vale de Sousa, Porto Litoral, Zona de Influência de Estarreja, Área Metropolitana de Lisboa Norte, Área Metropolitana de Lisboa Sul en Setúbal.

16      Van mening dat de Portugese Republiek de krachtens artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30 op haar rustende verplichtingen dus niet nakwam, heeft de Commissie deze lidstaat in gebreke gesteld bij brief van 2 februari 2009, waarin zij ook heeft aangevoerd dat de vastgestelde schendingen van de grenswaarden wezen op een tendens dat de betreffende verplichtingen op lange termijn niet werden nagekomen.

17      Met als bijlage een opsomming van de gebieden waar die overschrijdingen van de grenswaarden voor PM10 waren waargenomen, heeft de Commissie de Portugese autoriteiten verzocht om binnen twee maanden hun opmerkingen te maken.

18      In haar antwoord van 6 april 2009 heeft de Portugese Republiek benadrukt dat zij op 5 maart 2009 de Commissie in kennis heeft gesteld van een verzoek op grond van artikel 22 van richtlijn 2008/50 tot uitstel van de in de bijlage XI bij die richtlijn genoemde tijdstippen waarop aan de grenswaarden moest worden voldaan, aangezien volgens haar de voorwaarden voor uitstel vervuld waren voor de agglomeraties Vale do Ave, Vale de Sousa, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte, Área Metropolitana de Lisboa Sul en Setúbal.

19      Voor de agglomeratie Setúbal hebben de Portugese autoriteiten, die eraan herinnerden dat zij reeds vóór de aanmaningsbrief hadden uitgelegd dat de overschrijding van de grenswaarden was te wijten aan de in artikel 5, lid 4, van richtlijn 1999/30 bedoelde natuurverschijnselen, de methode beschreven die was gebruikt om de omvang van de invloed van die natuurverschijnselen te meten.

20      Wat betreft de zones Braga en Zona de Influência de Estarreja heeft de Portugese Republiek de Commissie geïnformeerd dat programma’s ter verbetering van de luchtkwaliteit worden opgesteld en verzocht om uitstel van het voorziene tijdstip waarop aan de vastgestelde grenswaarden moest worden voldaan.

21      Bij beschikking van 26 november 2009 heeft de Commissie bezwaren geuit tegen het door de Portugese Republiek op grond van artikel 22 van richtlijn 2008/50 op 5 maart 2009 gevraagde uitstel en het betreffende verzoek afgewezen.

22      Op 22 maart 2010 heeft de Commissie, gelet op de in de beschikking van 26 november 2009 geformuleerde bezwaren en de voornoemde jaarverslagen, de Portugese Republiek een met redenen omkleed advies gestuurd.

23      In haar antwoord van 9 juni 2010, waarin zij verwijst naar een reeks van toepassing zijnde maatregelen en haar voornemen benadrukt om de inspanningen met het oog op volledige naleving van de grenswaarden voor PM10-concentraties voort te zetten, heeft de Portugese Republiek toegegeven dat die waarden in de zones en agglomeraties Aveiro/Ílhavo, Zona de Influência de Estarreja, Porto Litoral, Braga en Área Metropolitana de Lisboa Norte werden overschreden.

24      Omdat de Commissie met dit antwoord geen genoegen kon nemen, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

 Beroep

 Argumenten van partijen

25      De Commissie voert, op basis van haar bezwaren in de beschikking van 26 november 2009 en de door de Portugese Republiek overgelegde jaarverslagen inzake naleving van de grenswaarden voor PM10-concentraties voor 2005, 2006 en 2007, aan dat die grenswaarden zijn overschreden in de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul.

26      Volgens deze instelling tonen die verslagen een blijvende overschrijding van de betrokken grenswaarden in meerdere zones en agglomeraties en leggen zij in bepaalde gevallen een tendens tot overschrijding van diezelfde grenswaarden op lange termijn bloot. Die vaststelling wordt volgens haar bevestigd door het door de Portugese Republiek op 30 september 2010 ingediende verslag van 2009 over de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Aveiro/Ílhavo, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul. In die laatste agglomeratie was nog steeds sprake van overschrijdingen op bepaalde monsternemingspunten, zelfs als rekening werd gehouden met natuurverschijnselen. Bovendien merkt de Commissie op dat de zone Aveiro/Ílhavo niet voorkwam in de verslagen van vóór de ingebrekestelling en het met redenen omkleed advies.

27      De Portugese Republiek betwist allereerst dat de overschrijdingen van de grenswaarden voor PM10-concentraties een tendens op lange termijn in Portugal weergeven.

28      Voorts betoogt deze lidstaat dat de Commissie in haar met redenen omkleed advies niet heeft gepreciseerd op welke zones en agglomeraties de tegen Portugal geformuleerde klacht betrekking heeft.

29      Na nogmaals te hebben gewezen op verschillende maatregelen van de Portugese autoriteiten waaruit een positieve evolutie blijkt wat betreft de daling van de overschrijdingen van de grenswaarden voor PM10-concentraties, erkent de Portugese Republiek tot slot op basis van de in het verslag van 2009 beschikbare gegevens dat voor de zones en agglomeraties die voorwerp zijn van de onderhavige procedure een overschrijding van de daggrenswaarde voor PM10 bleef bestaan, maar niet van de jaargrenswaarde, die in geen enkele van die zones of agglomeraties nog was overschreden sinds 2008.

30      Derhalve concludeert deze lidstaat tot verwerping van het onderhavige beroep wat betreft de betwiste grieven.

31      In repliek benadrukt de Commissie dat, overeenkomstig het door richtlijn 96/62 en richtlijn 2008/50 ingestelde systeem, het administratieve beheer van de luchtkwaliteit een taak van de lidstaten is, wat zich met name vertaalt in hun bevoegdheid om de zones en agglomeraties af te bakenen, de lijsten op te stellen van de zones en agglomeraties waar het niveau van de betreffende verontreinigende stoffen de grenswaarden voor die stoffen overschrijdt of lager is dan die waarden, de plaatsen vast te stellen waar bepaalde maatregelen aangewezen zijn en te beslissen welke maatregelen worden genomen, en voorts in de verplichting om tijdig in een verslag informatie over mogelijke overschrijdingen van de grenswaarden te verstrekken.

32      De Commissie kan bijgevolg de naleving van de grenswaarden voor de betreffende verontreinigende stoffen enkel controleren op basis van de door de lidstaat zelf meegedeelde waarden, die overigens worden doorgestuurd binnen negen maanden na het einde van het betrokken jaar. Zij kan dus slechts overschrijding van de grenswaarden voor PM10-concentraties vaststellen die heeft plaatsgevonden in de periode die de door de Portugese Republiek overgelegde verslagen bestrijken.

33      Het feit dat de betrokken grenswaarden in bepaalde zones gedurende meerdere jaren blijvend zijn overschreden, legt volgens de Commissie een systematisch probleem bloot, waarvan de betrokken lidstaat volledig op de hoogte was, aangezien hijzelf de gegevens heeft verzameld en een overschrijding van diezelfde grenswaarden heeft vastgesteld.

34      De Commissie is derhalve van mening dat zij op grond van het systeem van de richtlijnen inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit het bestaan van een eventuele niet-nakoming kan nagaan aan de hand van het enige toegelaten bewijs waarover zij beschikt, namelijk de door de lidstaten verstrekte gegevens, en dat het aan de betrokken lidstaat staat om de conclusies van de Commissie te weerleggen op basis van de meest recente gegevens die kunnen bewijzen dat de grenswaarden voor de betreffende verontreinigende stoffen thans worden nageleefd. Wanneer de betrokken lidstaat niet op die manier reageert, moet de Commissie ervan uitgaan dat de niet-nakoming aanhoudt en kan zij het Hof verzoeken deze vast te stellen.

35      In casu betoogt de Commissie dat zij in de loop van de precontentieuze procedure de Portugese Republiek steeds heeft verzocht de in richtlijn 2008/50 vastgestelde grenswaarden na te leven. De conclusies in het onderhavige beroep wegens niet-nakoming betreffen dus niet de afgelopen jaren, maar een actuele niet-nakoming, waarvan de Portugese Republiek het voortduren slechts kan weerleggen door binnen de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn het bewijs van naleving van die richtlijn aan te voeren. Het staat dus aan die lidstaat om te bewijzen dat die niet-nakoming niet langer bestaat, door nieuwe gegevens over te leggen die kunnen aantonen dat zij is opgehouden. Aangezien de Portugese Republiek die gegevens niet verstrekt, moet volgens de Commissie tot niet-nakoming worden geconcludeerd.

36      Voorts benadrukt de Commissie dat zij er in deze zaak geen enkel belang bij heeft, het Hof te doen oordelen over feiten in het verleden, aangezien zij geen enkel voordeel zou halen uit een arrest waarin een situatie in het verleden wordt vastgesteld. Indien het Hof zou vaststellen dat de Portugese Republiek van 2005 tot en met 2007 een op dat ogenblik van kracht zijnde richtlijn die ondertussen niet langer van toepassing is, niet is nagekomen, zou een dergelijk arrest in beginsel geen enkel nuttig effect hebben.

37      Tegen het argument van de Portugese Republiek dat de Commissie in haar met redenen omkleed advies niet heeft gepreciseerd welke zones en agglomeraties niet worden geviseerd, voert de Commissie aan dat, aangezien de betrokken lidstaat de enige bron van informatie is voor de overschrijding van de grenswaarden voor PM10-concentraties, de Portugese Republiek de plaatsen waar die waarden zijn overschreden kent. Aangezien de betrokken zones voorwerp waren van een verzoek om uitstel dat heeft geleid tot de beschikking van de Commissie van 26 november 2009, was die lidstaat voldoende op de hoogte van het voorwerp van het geding, daar hij de feiten niet heeft betwist en zelf in latere verklaringen de zones heeft vermeld waar die grenswaarden waren overschreden. Daarnaast betoogt de Commissie dat zij de betrokken zones heeft gepreciseerd in haar aanmaningsbrief en dat deze niet zijn gewijzigd in het met redenen omkleed advies.

38      Aangezien de Portugese Republiek in haar verweerschrift erkent dat zij volgens de recentste beschikbare gegevens nog steeds niet verzekert dat de daggrenswaarden voor PM10 in vier zones of agglomeraties niet worden overschreden, maar ondertussen wel erin is geslaagd te zorgen dat de jaargrenswaarde voor PM10 op het ogenblik van beëindiging van de mondelinge behandeling niet meer wordt overschreden, zou bovendien het onderhavige beroep er enkel toe strekken te doen vaststellen dat deze lidstaat, door niet de nodige maatregelen te hebben genomen, in overtreding blijft wat betreft de daggrenswaarde voor PM10 in die vier zones of agglomeraties.

39      De Portugese Republiek voert hiertegen in dupliek aan dat volgens vaste rechtspraak van het Hof het bestaan van een niet-nakoming moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omkleed advies gestelde termijn (zie met name arresten van 20 maart 2003, Commissie/Italië, C‑143/02, Jurispr. blz. I‑2877, punt 11, en 12 juni 2003, Commissie/Spanje, C‑446/01, Jurispr. blz. I‑6053, punt 15).

40      Aan het einde van die termijn, te weten 7 juni 2010, hadden de beschikbare gegevens betrekking op de maatregelen voor 2009 en de door de Portugese Republiek in haar antwoord vermelde zones en agglomeraties. Het arrest van het Hof moet dus slaan op die datum, aangezien krachtens voornoemde rechtspraak de opmerkingen van de Commissie over het ogenblik waarnaar het arrest moet verwijzen elke grondslag missen.

 Beoordeling door het Hof

41      Met haar beroep verzoekt de Commissie het Hof vast te stellen dat de Portugese Republiek, door niet ervoor te zorgen dat de PM10-concentraties in de lucht lager zijn dan de in artikel 13 van richtlijn 2008/50 vastgestelde grenswaarden, de krachtens datzelfde artikel op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

42      De Portugese Republiek heeft weliswaar geen exceptie van niet-ontvankelijkheid van het onderhavige beroep opgeworpen, maar voorafgaand zij opgemerkt dat het Hof ambtshalve kan onderzoeken of de in artikel 258 VWEU gestelde voorwaarden voor de instelling van een beroep wegens niet-nakoming zijn vervuld (zie onder meer arresten van 31 maart 1992, Commissie/Italië, C‑362/90, Jurispr. blz. I‑2353, punt 8; 26 januari 2012, Commissie/Slovenië, C‑185/11, punt 28, en 8 maart 2012, Commissie/Portugal, C‑524/10, punt 64).

43      In dit verband moet worden onderzocht of het met redenen omkleed advies en het beroep de grieven coherent en nauwkeurig uiteenzetten, zodat het Hof de omvang van de verweten schending van het Unierecht precies kan begrijpen, hetgeen noodzakelijk is opdat het Hof het bestaan van de vermeende niet-nakoming kan beoordelen (zie in die zin arresten van 1 februari 2007, Commissie/Verenigd Koninkrijk, C‑199/04, Jurispr. blz. I‑1221, punten 20 en 21, en 24 maart 2011, Commissie/Slovenië, C‑365/10, punt 19).

44      Volgens met name artikel 38, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof en de op die bepaling betrekking hebbende rechtspraak moet elk inleidend verzoekschrift immers het voorwerp van het geschil en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen bevatten. Deze aanduidingen moeten zo duidelijk en nauwkeurig zijn dat de verweerder zijn verweer kan voorbereiden en het Hof zijn toezicht kan uitoefenen. Daaruit volgt dat de wezenlijke elementen, feitelijk en rechtens, waarop een beroep is gebaseerd, coherent en begrijpelijk moeten worden weergegeven in de tekst van het verzoekschrift zelf en dat het petitum op ondubbelzinnige wijze moet zijn geformuleerd, teneinde te vermijden dat het Hof ultra petita recht doet of nalaat op een van de grieven recht te doen (zie onder meer arresten van 15 juni 2010, Commissie/Spanje, C‑211/08, Jurispr. blz. I‑5267, punt 32; 26 januari 2012, Commissie/Slovenië, reeds aangehaald, punt 29, en 19 april 2012, Commissie/Nederland, C‑141/10, punt 15).

45      In casu blijkt uit de conclusies van haar verzoekschrift dat het beroep van de Commissie slechts betrekking heeft op de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul. Wat voorts de vraag betreft welke soort grenswaarden voor PM10 zijn overschreden, heeft de Commissie in haar repliek het voorwerp van haar beroep beperkt tot de daggrenswaarden voor PM10.

46      De Commissie preciseert daarentegen niet, noch in de conclusies van haar verzoekschrift noch in de motivering daarvan, voor welke jaren de niet-nakoming wordt verweten. Louter op grond van richtlijn 2008/50 voert zij enkel aan dat het een actuele niet-nakoming betreft en dat het Hof moet beslissen voor het heden en niet voor het verleden, zonder echter de geviseerde periode te preciseren.

47      In die omstandigheden zij vastgesteld dat het ontbreken van een onmisbaar gegeven in het inleidend verzoekschrift, zoals het tijdvak waarin de Portugese Republiek volgens de beweringen van de Commissie het Unierecht heeft geschonden, niet beantwoordt aan de vereisten van coherentie, duidelijkheid en nauwkeurigheid.

48      Voor zover de Commissie de exacte periode van de verweten niet-nakoming niet aangeeft en daarnaast geen relevant bewijs aanvoert, maar enkel laconiek benadrukt dat zij er in deze zaak geen belang bij heeft het Hof te verzoeken een oordeel te vellen over feiten uit het verleden, aangezien zij geen enkel voordeel zou halen uit een arrest waarin een situatie in het verleden wordt vastgesteld, miskent die instelling bovendien niet enkel kennelijk de verplichtingen voor zowel het Hof als haarzelf die voortvloeien uit de in de punten 43 en 44 aangehaalde rechtspraak, maar stelt zij het Hof ook niet in staat om in het onderhavige beroep wegens niet-nakoming zijn toezicht uit te oefenen.

49      Opgemerkt zij echter dat, zoals blijkt uit de stukken, de controle van de door de Portugese Republiek aan de Commissie overgelegde jaarverslagen voor 2005, 2006 en 2007 heeft aangetoond dat de daggrenswaarden voor PM10 zijn overschreden in meerdere zones en agglomeraties. Op grond van die verslagen heeft de Commissie de Portugese Republiek een aanmaningsbrief gestuurd waarin zij stelde dat die lidstaat de verplichtingen van artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30 niet nakwam. De Commissie heeft tot slot ter terechtzitting toegegeven dat de bewijzen waarop zij haar beroep steunt de gegevens zijn die voortvloeien uit de jaarverslagen van 2005, 2006 en 2007, en voorts dat geen sprake is van een systematisch probleem, aangezien de genoemde verplichtingen niet algemeen en voortdurend werden geschonden.

50      Uit die afsluitende verduidelijkingen kan worden afgeleid dat de niet-nakoming van de in artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30 neergelegde verplichtingen in elk geval betrekking heeft op de overschrijding van de daggrenswaarden voor PM10 in de lucht en de periode van 2005 tot en met 2007 bestrijkt in de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul.

51      Derhalve moet worden vastgesteld dat het onderhavige beroep wegens niet-nakoming binnen de aldus omschreven grenzen, ontvankelijk is.

52      Wat betreft de gegrondheid van het onderhavige beroep, volstaat het in herinnering te brengen dat de Portugese Republiek in haar opmerkingen toegeeft dat binnen de in punt 50 van dit arrest omschreven grenzen de grenswaarden voor de dagconcentraties van PM10 in de lucht zijn overschreden.

53      In zoverre is het beroep dus gegrond.

54      Na deze verduidelijking moet worden vastgesteld dat het beroep, voor zover het betrekking heeft op de periode na 2007, om de redenen die in de punten 47 en 48 van dit arrest worden genoemd niet beantwoordt aan de vereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid en dus niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

55      Anders dan de Commissie lijkt aan te voeren in de conclusies van haar verzoekschrift, hoeft bijgevolg richtlijn 2008/50 niet aanmerking te worden genomen. Die richtlijn is immers niet van toepassing op de feiten die de betrokken lidstaat worden verweten en die dateren van vóór 11 juni 2008, de datum van publicatie en inwerkingtreding van de richtlijn.

56      Gelet op een en ander zij vastgesteld dat de Portugese Republiek, door voor de jaren 2005 tot en met 2007 niet ervoor te zorgen dat de dagconcentraties van PM10 in de lucht lager zijn dan de in artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30 vastgestelde grenswaarden, de krachtens dit artikel op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen met betrekking tot de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul.

 Kosten

57      Volgens artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Ingevolge artikel 138, lid 3, eerste zin, van dat Reglement draagt elke partij haar eigen kosten, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld.

58      In het onderhavige geding moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de grief van de Commissie inzake niet-nakoming van de uit artikel 13 van richtlijn 2008/50 voortvloeiende verplichtingen voor de periode na 2007 niet-ontvankelijk is verklaard.

59      Bijgevolg moeten de Commissie en de Portugese Republiek in hun eigen kosten worden verwezen.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart:

1)      De Portugese Republiek is, door voor de jaren 2005 tot en met 2007 niet ervoor te zorgen dat de dagconcentraties van PM10 in de lucht lager zijn dan de grenswaarden vastgesteld in artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, de krachtens dit artikel op haar rustende verplichtingen niet nagekomen met betrekking tot de zones en agglomeraties Braga, Porto Litoral, Área Metropolitana de Lisboa Norte en Área Metropolitana de Lisboa Sul.

2)      Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)      De Europese Commissie en de Portugese Republiek dragen elk hun eigen kosten.

ondertekeningen


* Procestaal: Portugees.