Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Nejvyšším soudem (Tsjechische Republiek) op 3 augustus 2023 – QE, IJ /DP, EB

(Zaak C-494/23, Mahá1 )

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší soud

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: QE, IJ

Verwerende partij: DP, EB

Prejudiciële vragen

Moet artikel 1, lid 1, van verordening (EU) nr. 1215/20121 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aldus worden uitgelegd dat de procedure over de vervanging van de toestemming van de verwerende partij voor de vrijgave van het in gerechtelijke bewaring gegeven voorwerp, die een incidentele procedure is ten opzichte van de procedure over de gerechtelijke bewaring, die een aanvang neemt doordat een door de strafrechtelijke vervolgingsautoriteit in beslag genomen voorwerp in gerechtelijke bewaring wordt gegeven, onder het begrip „burgerlijke en handelszaken” in de zin van die bepaling valt?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 8, punt 2, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken dan aldus worden uitgelegd dat de vordering tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor de vrijgave van het in gerechtelijke bewaring gegeven voorwerp, die is ingesteld door een van de partijen in de procedure over de gerechtelijke bewaring van het betreffende voorwerp, een vordering in de zin van die bepaling is jegens de overige partijen in die procedure?

____________

1 Aan de onderhavige zaak is een fictieve benaming gegeven die niet overeenkomt met de werkelijke naam van een van de partijen in het geding.

1 PB 2012, L 351, blz. 1.