Language of document :

Beroep ingesteld op 24 september 2009 - Italiaanse Republiek / Europese Commissie

(Zaak T-379/09)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Italiaanse Republiek (vertegenwoordiger: F. Arena, avvocato dello Stato)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

Nietig verklaren beschikking C (2009) 5497 van de Commissie van 13 juli 2009 betreffende staatssteunregelingen nrs. C 6/2004 (ex NN. 70/01) en C 5/2005 (ex NN 71/04), waaraan Italië uitvoering heeft gegeven ten gunste van de glastuinbouwers (accijnsvrijstelling voor gasolie die voor de verwarming van de kassen wordt gebruikt).

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

De Italiaanse regering komt voor het Gerecht van eerste aanleg op tegen beschikking C (2009) 5497 van de Commissie van 13 juli 2009 betreffende staatssteunregelingen nrs. C 6/2004 (ex NN. 70/01) en C 5/2005 (ex NN 71/04), waaraan Italië uitvoering heeft gegeven ten gunste van de glastuinbouwers (accijnsvrijstelling voor gasolie die voor de verwarming van de kassen wordt gebruikt).

Het beroep is gebaseerd op vijf argumenten.

Met het eerste argument voert verzoekster aan dat de bestreden beschikking artikel 87, lid 1, EG schendt daar de wettelijke bepalingen die worden aangemerkt als met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun niet selectief zijn. In de eerste plaats kan namelijk iedere landbouwondernemer in aanmerking komen voor het verlaagde accijnstarief voor gasolie die bestemd is voor de verwarming van de kassen, en in de tweede plaats is er een substantieel verschil tussen glastuinbouw en vollegrondsteelt. Bij deze laatste worden geen productiekosten in de vorm van gasolie voor de verwarming van de kassen gemaakt.

Het tweede argument houdt in dat artikel 87, lid 1, EG is geschonden doordat de betrokken wettelijke bepalingen de mededinging niet vervalsen. Verzoekster verwijst in dit verband naar de communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw-en de bosbouwsector 2007-2013, die in punt 167 uitdrukkelijk bevestigen dat gehele of gedeeltelijke vrijstelling van belasting op motorbrandstoffen voor de primaire landbouwproductie de mededinging niet vervalst gelet op bescheiden structuur van de landbouwbedrijven in de Europese Unie.

Het derde argument is ontleend aan een gebrek aan motivering, eveneens met betrekking tot de beweerde mededingingsvervalsing.

Met haar vierde argument beroept verzoekster zich op schending van artikel 8 van richtlijn 92/81/EG 1 , artikel 15 van richtlijn 2003/96/EG 2, en de artikelen 33, 36 en 87 EG. Zij voert inzonderheid aan dat de vrijstellingen uitdrukkelijk waren toegestaan ingevolge bovenvermelde richtlijnen en dat hoe dan ook bij de toetsing aan het gemeenschapsrecht niet alleen moet worden gekeken naar de mededingingsregels, maar ook naar de bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dienaangaande merkt zij op dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid voorrang moet hebben boven de mededingingsregels. Nu de bestreden maatregelen derhalve stroken met de in artikel 33 EG genoemde doeleinden, is er geen ruimte om voorrang te verlenen aan toepassing van de bepalingen inzake staatssteun.

Met haar vijfde argument voert verzoekster schending van artikel 87, lid 3, EG aan met het betoog dat de aldaar geregelde uitzondering, inzonderheid de uitzondering om redenen van milieubescherming zoals uiteengezet in punt 3.5 van de communautaire richtsnoeren voor staatsteun in de landbouwsector voor 2000, toepasselijk is.

____________

1 - Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën (Publicatieblad Nr. L 316 van 31/10/1992 blz. 12).

2 - Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).