Language of document :

Beroep ingesteld op 31 maart 2023 – Europese Commissie / Koninkrijk Denemarken

(Zaak C-214/23)

Procestaal: Deens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Samnadda en C. Vang, gemachtigden)

Verwerende partij: Koninkrijk Denemarken

Conclusies

Verzoekende partij verzoekt het Hof

vast te stellen dat het Koninkrijk Denemarken zijn verplichtingen krachtens artikel 29 van richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG1 niet is nagekomen door niet uiterlijk op 7 juni 2021 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan deze richtlijn te voldoen of, althans, door deze wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen niet aan de Commissie mee te delen;

het Koninkrijk Denemarken te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een forfaitaire som van 3 642 EUR per dag vanaf de dag volgend op de uiterste datum voor omzetting van de richtlijn, namelijk 8 juni 2021, tot de dag waarop de niet-nakoming wordt beëindigd of, indien deze niet wordt beëindigd, tot de dag waarop het arrest wordt uitgesproken in de onderhavige zaak, maar niet minder dan 1 456 000 EUR;

indien de onder het eerste streepje bedoelde niet-nakoming door het Hof wordt vastgesteld en voortduurt na de uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak, het Koninkrijk Denemarken te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 21 840 EUR per dag vertraging, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het arrest tot de datum waarop het Koninkrijk Denemarken aan zijn verplichtingen uit hoofde van de richtlijn heeft voldaan;

het Koninkrijk Denemarken te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG actualiseert de auteursrechtelijke regels om rekening te houden met de digitale technologieën die de wijze waarop creatieve inhoud wordt geproduceerd, verspreid en geraadpleegd, hebben veranderd. Artikel 29, lid 1, van de richtlijn bepaalt dat de richtlijn uiterlijk op 7 juni 2021 in nationaal recht moet zijn omgezet en dat de lidstaten de Commissie daarvan onverwijld in kennis moeten stellen.

Het Koninkrijk Denemarken is deze verplichting niet nagekomen. Zo heeft Denemarken de Commissie op 24 juni 2021 in kennis gesteld van de omzetting van de artikelen 15 en 17 van de richtlijn, maar niet van de rest van de richtlijn. De Commissie heeft Denemarken daarom op 23 juli 2021 een aanmaningsbrief gestuurd. Op 24 september 2021 heeft de Deense regering op de aanmaningsbrief geantwoord en erkend dat de richtlijn niet volledig in Deens recht was omgezet. Op 19 mei 2022 stuurde de Commissie Denemarken een met redenen omkleed advies, waar de Deense regering op 30 juni 2022 op heeft geantwoord. In haar antwoord heeft zij gemeld dat de richtlijn nog steeds niet volledig in Deens recht was omgezet. De Deense regering heeft laatstelijk in maart 2023 te kennen gegeven dat het Koninkrijk Denemarken nog niet alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen had vastgesteld om aan de richtlijn te voldoen.

De richtlijn is vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure en de zaak valt derhalve binnen de werkingssfeer van artikel 260, lid 3, VWEU. Denemarken is de krachtens artikel 29 van de richtlijn op hem rustende verplichting om alle nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden om uiterlijk op 7 juni 2021 om aan de richtlijn te voldoen en de Commissie daarvan onverwijld in kennis te stellen, niet nagekomen. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 260, lid 3, VWEU.

De Commissie verzoekt het Hof dan ook het Koninkrijk Denemarken overeenkomstig artikel 260, lid 3, VWEU te veroordelen tot betaling van een forfaitaire som en dwangsommen, en deze sancties vast te stellen overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende economische sancties in het kader van niet-nakomingsprocedures.

____________

1 PB 2019, L 130, blz. 92