Language of document :

Beroep ingesteld op 20 februari 2013 - Whirlpool Europe/Commissie

(Zaak T-118/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Whirlpool Europe BV (Breda, Nederland) (vertegenwoordigers: F. Wijckmans en H. Burez, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit van de Commissie van 25 juli 2012 betreffende de door Frankrijk aan de vennootschap FagorBrandt toegekende staatsteun [SA.23839 nr. C44/2007] nietig verklaren;

de Commissie in de kosten van de procedure verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 25 juli 2012 betreffende de door Frankrijk aan de vennootschap FagorBrandt toegekende staatsteun [SA.23839 nr. C44/2007].

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster twee middelen aan.

Eerste middel: het besluit schendt artikel 107, lid 3, sub c, VWEU en de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. Verzoekster acht het besluit rechtens onjuist op grond dat niet is voldaan aan een of meer van de (cumulatieve) voorwaarden van voornoemde richtsnoeren althans de Commissie rechtens niet afdoende is nagegaan of aan elk van deze voorwaarden is voldaan. Tot staving van dit middel is aangevoerd dat niet is voldaan aan (i) de verplichting op de datum van het besluit een of meerdere voorwaarden van voornoemde richtsnoeren te beoordelen; (ii) de voorwaarde dat steun eenmalig moet zijn; (iii) de voorwaarde dat herstructureringssteun niet mag worden aangewend om ondernemingen kunstmatig in leven te houden; (iv) de voorwaarden inzake de beoordeling van eerdere, onrechtmatige steun; (v) de voorwaarde dat de begunstigde van de steun een onderneming in moeilijkheden moet zijn; (vi) de voorwaarde dat de begunstigde van de steun geen nieuw opgerichte onderneming mag zijn; (vii) de voorwaarde dat de begunstigde van de steun zijn levensvatbaarheid op langere termijn moet herstellen; (viii) de voorwaarde dat compenserende maatregelen moeten worden vastgesteld ter voorkoming van ongerechtvaardigde distorsies als gevolg van de herstructureringssteun; en (ix) de voorwaarde dat de steun tot het minimum moet zijn beperkt en dat het concern een reële bijdrage (vrij van steun) moet leveren.

Tweede middel: het besluit schendt de in artikel 296 VWEU neergelegde motiveringsplicht op verschillende wijzen. Verzoekster voert in het bijzonder aan dat het besluit gebrekkig is gemotiveerd met betrekking tot (i) de voorwaarde dat compenserende maatregelen moeten worden vastgesteld ter voorkoming van ongerechtvaardigde distorsies als gevolg van de herstructureringssteun, en (ii) de verplichting tot terugbetaling van eerdere, onrechtmatige steun

____________