Language of document :

Beroep ingesteld op 14 november 2013 – Léon Van Parys/Commissie

(Zaak T-603/13)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Firma Léon Van Parys NV (Antwerpen, België) (vertegenwoordigers: P. Vlaemminck, B. Van Vooren en R. Verbeke, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de brief van de Commissie waarbij zij bijkomende informatie vraagt aan de Belgische Administratie der Douane en Accijnzen op grond van artikel 907 van verordening (EEG) 2454/93; evenals de brief van de Europese Commissie van 16 september 2013 waarbij zij de Firma Léon Van Parys informeert betreffende dit verzoek en de schorsing van de behandelingstermijn op grond van artikel 907 van verordening (EEG) 2454/93, nietig te verklaren;

voor recht te zeggen dat artikel 909 van verordening (EEG) 2454/93 ten volle zijn uitwerking heeft gehad ten voordele van verzoekster na het arrest van het Gerecht T-324/10 van 19 maart 2013 inzake dossier REM/REC 07/07;

de Commissie in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan de schending door de Commissie van artikelen 907 en 909 van Verordening (EEG) nr. 2454/931 , alsook artikel 266, lid 1, VWEU. Verzoekster voert aan dat de beschikkingstermijn van negen maanden op grond van de eerstgenoemde artikelen was verlopen en dat de Commissie bijgevolg niet langer de bevoegdheid had te beschikken over het verzoek tot kwijtschelding. Bijgevolg is de Commissie niet langer bevoegd voor zover zij handelingen stelt die voorbijgaan aan het zuivere in regel stellen van haar deels met het arrest van het Gerecht van 19 maart 2013, Firma Léon Van Parys/Commissie, T-324/10, nietig verklaarde beslissing.

Tweede middel, ontleend aan een schending van artikel 907 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 en van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 41 betreffende het recht op behoorlijk bestuur. Verzoekster voert aan dat de Commissie onwettig gebruikmaakt van de mogelijkheid om informatie te verzoeken en aldus deze termijn van negen maanden te schorsen teneinde een toekomstige toepassing van artikel 909 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te ontwijken of minstens uit te stellen. Daarbij maakt het tevens een schending van het beginsel van behoorlijk bestuur uit om – met betrekking tot een kwestie waar in principe een termijn van negen maanden geldt – zich als Commissie het recht aan te meten om in 2013 een volledig onderzoek op te starten inzake een verzoek tot kwijtschelding dat eind 2007 werd ingediend en dat betrekking heeft op invoeren uit het jaar 1999.

____________

____________

1 Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253, blz. 1).