Language of document :

Beschikking van het Gerecht van 17 juni 2013 – Divandari / Raad

(Zaak T-70/12)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Litispendentie – Exceptie van onwettigheid – Schrapping van betrokken personen van lijst – Afdoening zonder beslissing”)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ali Divandari (Teheran, Iran) (vertegenwoordigers: S. Zaiwalla, P. Reddy en F. Zaiwalla, solicitors, M. Brindle, QC en R. Blakeley, barrister)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: M. Bishop en I. Rodios, gemachtigden)

Voorwerp

Enerzijds, nietigverklaring van besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 319, blz. 71), uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 319, blz. 11), en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1) voor zover deze handelingen verzoeker betreffen, en anderzijds, vordering tot verklaring dat artikel 20, lid 1, sub b, van het besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz. 39), en artikel 16, lid 2, van verordening nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), niet op verzoeker van toepassing zijn

Dictum

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover het strekt tot de niet-toepasselijkverklaring van artikel 20, lid 1, sub b, van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB, en artikel 16, lid 2, van verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007, op verzoeker.

De exceptie van niet-ontvankelijkheid wordt afgewezen voor het overige.

Op het beroep behoeft niet meer te worden beslist voor zover het strekt tot nietigverklaring van besluit 2011/783/GBVB van de Raad van 1 december 2011 houdende wijziging van besluit 2010/413, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 van de Raad van 1 december 2011 houdende uitvoering van verordening nr. 961/2010, en verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010, voor zover deze handelingen verzoeker betreffen.

De Raad draagt zijn eigen kosten en die van verzoeker in verband met het verzoek tot nietigverklaring van besluit 2011/783, uitvoeringsverordening (EU) nr. 1245/2011 en verordening nr. 267/2012.

Verzoeker draagt zijn eigen kosten in verband met enerzijds de vordering tot verklaring dat artikel 20, lid 1, sub b, van besluit 2010/413/GBVB en artikel 16, lid 2, van verordening nr. 961/2010 niet van toepassing zijn, en anderzijds in verband met de exceptie van niet-ontvankelijkheid.

____________

1     PB C 109 van 14.4.2012.