Language of document :

Beroep ingesteld op 15 april 2024 – Zalando/Commissie

(Zaak T-203/24)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Zalando SE (Berlijn, Duitsland) (vertegenwoordigers: R. Briske, J. Trouet, K. Ewald en L. Schneider, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht om:

nietigverklaring van het (vermeende) besluit van de Commissie tot afwijzing van verzoeksters confirmatief verzoek, dossiernummer EASE 2023/6032.

verwijzing van verwerende partij in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

Eerste middel: schending van het recht op toegang tot documenten krachtens artikel 2 van verordening (EG) nr. 1049/20011 .

Verwerende partij heeft ten onrechte het initiële en het confirmatief verzoek van verzoekster afgewezen en ten onrechte de niet relevante uitzonderingen van artikel 4, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 1049/2001 ingeroepen.

Er zijn geen commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon die in de weg staan aan openbaarmaking aangezien de mogelijkerwijs betrokken onderneming juist verzoekster zelf is. Aan de toepassing van de uitzondering staat ook het feit in de weg dat de documenten van verzoekster zelf uitgaan en dat zij zich nooit op het vertrouwelijke karakter ervan heeft beroepen. Integendeel, de aangevraagde documenten bevatten in wezen informatie betreffende het gemiddelde maandelijkse aantal actieve afnemers van de door verzoekster geleverde dienst in de Unie, en dit voor de berekeningsformule van artikel 4, lid 1, van gedelegeerde verordening (EU) 2023/11271 van de Commissie, teneinde de in artikel 43 van verordening (EU) 2022/20652 bedoelde toezichtsvergoeding te kunnen vaststellen. Aangezien dit aantal echter wettelijk openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig artikel 24, lid 2, van verordening (EU) 2022/2065, kunnen de onderliggende berekeningsstappen niet vertrouwelijk zijn.

Bovendien is de vaststelling van de toezichtsvergoeding geen „onderzoek” in de zin van artikel 4, lid 2, derde streepje, van verordening (EG) nr. 1049/2001. Verwerende partij bereidt immers geen advies voor, noch onderzoekt zij mogelijke inbreuken op verordening (EU) 2022/2065. Het gaat veeleer om mathematische berekeningsstappen en analyse van gegevens.

Er is ook geen sprake van een vermoeden van niet-opbaarmaking aangezien de in de rechtspraak genoemde voorbeelden niet relevant zijn en de situatie van vaststelling van de toezichtsvergoeding volgens verordening (EU) 2022/2065 daarmee niet vergelijkbaar is.

Aangezien de procedure van afgifte van kennisgeving van de vergoeding ten laatste op het moment van de betaling daarvan door verzoekster was afgesloten, is artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1049/2001 evenmin relevant.

Ten slotte kan verwerende partij zich evenmin beroepen op artikel 4, lid 3, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1049/2001 aangezien openbaarmaking het besluitvormingsproces van de instelling niet ernstig zou ondermijnen: het gaat om inlichtingen over de door verzoekster verrichte diensten die grotendeels zijn verzameld en verwerkt door commerciële derde aanbieders.

Tweede middel: schending van de motiveringsplicht

–    Verwerende partij heeft in haar besluit de motiveringsplicht van artikel 296 VWEU geschonden, zodat dit besluit voor verzoekster niet begrijpelijk is als de adressaat ervan. Bij haar eerste afwijzing heeft verwerende partij geen enkel document concreet onderzocht en zij heeft de openbaarmaking geweigerd op grond van misleidende argumenten die zouden pleiten voor het vermoeden van niet-openbaarmaking.

Derde middel: schending van het grondrecht op toegang tot documenten

–    Door de onrechtmatige afwijzing heeft verwerende partij ook verzoekster grondrecht op toegang tot documenten krachtens artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie1 geschonden.

Vierde middel: schending van het grondrecht op behoorlijk bestuur

–    Verwerende partij heeft tevens verzoeksters grondrecht op behoorlijk bestuur krachtens artikel 41, lid 2, onder b), van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie geschonden aangezien zij bij de totale afwijzing van het verzoek volledig is voorbijgegaan aan verzoeksters rol als betrokken onderneming.

____________

1     Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB. 2001, L 145, blz. 43).

1     Gedelegeerde verordening (EU) 2023/1127 van de Commissie van 2 maart 2023 tot aanvulling van verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad met de uitvoerige methodologieën en procedures voor de toezichtsvergoedingen die de Commissie in rekening brengt aan aanbieders van zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines (PB. 2023, L 149, blz. 16).

1     Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening) (PB. 2022, L 277, blz. 1).

1     PB 2012, C 326, blz. 391.