Language of document :

Beroep ingesteld op 26 oktober 2009 - Centrotherm Systemtechnik / BHIM - centrotherm Clean Solutions (CENTROTHERM)

(Zaak T-434/09)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Centrotherm Systemtechnik GmbH (Brilon, Duitsland) (vertegenwoordiger: J. Albrecht, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: centrotherm Clean Solutions GmbH & Co. KG (Blaubeuren, Duitsland)

Conclusies

vernietiging van beslissing R 6/2008-4 van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 25 augustus 2009, voor zover de vordering tot vervallenverklaring is ingewilligd;

verwijzing van verweerder in de kosten;

verwijzing van de eventuele interveniënte in de kosten van deze interventie.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring is gevorderd: woordmerk "CENTROTHERM" voor waren en diensten van de klassen 11, 17, 19 en 42 (gemeenschapsmerk nr. 1 301 019)

Houder van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: centrotherm Clean Solutions GmbH & Co. KG

Beslissing van de nietigheidsafdeling: vervallenverklaring van het gemeenschapsmerk

Beslissing van de kamer van beroep: gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de nietigheidsafdeling en gedeeltelijke vervallenverklaring van het gemeenschapsmerk

Aangevoerde middelen:

schending van artikel 57, lid 5, juncto artikel 51, leden 1 en 2, van verordening (EG) nr. 207/20091, aangezien verweerder de tijdig ingediende bewijsmiddelen inzake het gebruik niet voldoende heeft geacht;

schending van de verplichting om de feiten ambtshalve te onderzoeken;

schending van artikel 76, leden 1 en 2, en artikel 57, lid 1, van verordening nr. 207/2009 en van regel 40, lid 5, van verordening (EG) nr. 2868/952, aangezien verweerder geen rekening heeft gehouden met de in de uiteenzetting van de gronden van het beroep aangevoerde bewijsmiddelen inzake het gebruik;

onjuiste uitoefening van discretionaire bevoegdheid, aangezien de later ingediende bewijsmiddelen zelfs wanneer zij te laat zouden zijn ingediend, in aanmerking moesten worden genomen;

subsidiair, niet-toepasselijkheid van regel 40, lid 5, van verordening nr. 2868/95 overeenkomstig artikel 241 EG, aangezien deze in strijd is met artikel 76, lid 1, en artikel 57, lid 1, juncto artikel 51, lid 1, en artikel 162, lid 1, van verordening nr. 207/2009, met artikel 202 EG en met algemene beginselen van gemeenschapsrecht, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel, dat inherent is aan de rechtsstaat, het fundamentele recht op eigendom en het recht op een eerlijk proces.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).

2 - Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het gemeenschapsmerk (PB L 303, blz. 1).