Language of document :

Beroep ingesteld op 31 maart 2023 – Europese Commissie/Republiek Portugal

(Zaak C-210/23)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Caro de Sousa en M. Noll-Ehlers, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Portugal

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Hof:

vast te stellen dat de Republiek Portugal, door artikel 2, lid 4, artikel 4, lid 5, onder b), artikel 6, lid 2, onder d), artikel 8 bis, lid 4, en artikel 4, lid 3, juncto bijlage III, punt 2, onder b) en c), vi), van richtlijn 2011/92/EU [van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011] betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten1 , zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 20142 , niet naar behoren om te zetten, haar verplichtingen uit hoofde van richtlijn 2011/92/EU niet is nagekomen, en

de Republiek Portugal te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie betoogt dat de Republiek Portugal verscheidene artikelen van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 (hierna: „richtlijn”), niet naar behoren heeft omgezet in Portugees recht. Op 11 oktober 2019 heeft de Commissie de Republiek Portugal een aanmaningsbrief gezonden. Vervolgens heeft zij de Republiek Portugal op 12 november 2021 een met redenen omkleed advies doen toekomen. Thans leidt de Commissie het onderhavige beroep in op basis van de volgende middelen:

– De Republiek Portugal heeft inbreuk gemaakt op artikel 2, lid 4, van de richtlijn door, op het gebied van procedures inzake een milieueffectbeoordeling (hierna: „MEB”), de in die bepaling opgenomen uitzondering niet te beperken tot gevallen waarin de toepassing van de bepalingen [van de richtlijn] nadelige gevolgen zou hebben voor het doel van het project.

– De Republiek Portugal heeft inbreuk gemaakt op artikel 4, lid 5, van de richtlijn door te bepalen dat bepaalde projecten niet onderworpen zijn aan een MEB wanneer de met de MEB belaste autoriteit niet binnen de wettelijk vastgestelde termijn een advies uitbrengt over het onderwerpen van die projecten aan een MEB.

– De Republiek Portugal heeft inbreuk gemaakt op artikel 6, lid 2, van de richtlijn door niet te bepalen dat het publiek, zodra er redelijkerwijs informatie kan worden verstrekt, via passende middelen op de hoogte wordt gebracht van de aard van de eventuele besluiten of, indien van toepassing, van het ontwerpbesluit in het kader van de MEB.

– De Republiek Portugal heeft inbreuk gemaakt op artikel 8 bis, lid 4, van de richtlijn door niet vast te stellen dat het soort parameters dat wordt gemonitord en de looptijd van de monitoring, zoals aangeduid in de vergunning voor een project, evenredig moeten zijn met de aard, de locatie en de omvang van het project en met het belang van de milieueffecten.

– De Republiek Portugal heeft inbreuk gemaakt op artikel 4, lid 3, juncto bijlage III, punt 2, onder b), van de richtlijn door de „beschikbaarheid” van natuurlijke hulpbronnen niet op te nemen als relevant criterium voor de beoordeling of een project moet worden onderworpen aan een MEB.

– De Republiek Portugal heeft inbreuk gemaakt op artikel 4, lid 3, juncto [bijlage III,] punt 2, onder c), vi), van de richtlijn door de „Uniewetgeving” en „gebieden waar de milieukwaliteitsnormen [...] worden beschouwd als niet-nagekomen” niet op te nemen in haar opsomming van de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij het bepalen voor welke gebieden het opnamevermogen van het natuurlijke milieu relevant is om te bepalen of een project moet worden onderworpen aan een MEB.

____________

1 PB 2012, L 26, blz. 1.

1 PB 2014, L 124, blz. 1.