Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 10 juni 2005 ingesteld door Olivier Chassagne tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-224/05)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 10 juni 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Olivier Chassagne, wonende te Brussel, vertegenwoordigd door S. Rodrigues en Y. Minatchy, advocaten.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    artikel 8 van bijlage VII bij het nieuwe Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen onwettig en bijgevolg niet op verzoeker van toepassing te verklaren;

─    verzoeker een (1) symbolische euro morele schadevergoeding en zevenduizend driehonderd tweeënzeventig (7372) euro ter vergoeding van de door hem geleden financiële schade toe te kennen;

─    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker is ambtenaar van de Commissie en afkomstig van het Franse overzees departement Ile de la Réunion. Hij heeft het onderhavige beroep ingesteld na afwijzing van zijn klacht betreffende zijn salarisafrekening over augustus 2004, waarbij ook de jaarlijkse reiskosten werden vergoed.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker aan dat artikel 8 van bijlage VII bij het Ambtenarenstatuut, betreffende de vergoeding van de jaarlijkse reiskosten van de ambtenaren naar hun plaats van herkomst, onwettig is. Volgens hem is deze bepaling in strijd met het gemeenschapsrecht omdat zij in meerdere opzichten leidt tot een verschillende behandeling van de ambtenaren op grond van hun plaats van herkomst, alsmede tot met de artikelen 12 en 299 EG strijdige discriminaties van ambtenaren die afkomstig zijn van Franse overzeese departementen, en verder tot discriminaties op grond van nationaliteit, het feit dat men deel uitmaakt van een taalminderheid, etnische afstamming of ras.

Verzoeker stelt voorts dat deze bepaling nog andere beginselen van gemeenschapsrecht schendt, zoals de motiveringsplicht en de beginselen van evenredigheid, transparantie en behoorlijk bestuur, alsmede het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel.

____________