Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 juli 2008 door Petrus Kerstens tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 mei 2008 in zaak F-119/06, Kerstens / Commissie

(Zaak T-266/08 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Petrus Kerstens (Overijse, België) (vertegenwoordiger: C. Mourato, advocaat)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het bestreden arrest te vernietigen;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met de onderhavige hogere voorziening verzoekt rekwirant om vernietiging van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 mei 2008 in zaak F-119/06, Kerstens/Commissie, houdende verwerping van zijn beroep strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van het Directiecomitié van het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten van 8 december 2005 houdende wijziging van het organogram van dit bureau, voor zover dat besluit tot gevolg heeft gehad dat rekwirant, destijds hoofd van de eenheid "Middelen", werd tewerkgesteld in een functie op het gebied van onderzoek en toekomstleer, en, anderzijds, vergoeding van de beweerdelijk geleden schade.

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant één middel aan, ontleend aan een verkeerde opvatting van de feiten en het bewijsmateriaal alsmede aan het feit dat het Gerecht voor ambtenarenzaken bij de toepassing van artikel 7 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de statutaire bepalingen inzake tuchtmaatregelen van een verkeerde rechtsopvatting is uitgegaan en misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt, aangezien het op grond van feitelijk onjuiste vaststellingen heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van schending van voormeld artikel 7.

Voorts stelt rekwirant dat het Gerecht voor ambtenarenzaken het bestreden arrest op het punt van de beoordeling van het dienstbelang door Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten en de oprichting van een extra dienst op het gebied van onderzoek en toekomstleer, gelet op het chronisch tekort aan personeel van het Bureau, onvoldoende heeft gemotiveerd.

In de derde plaats stelt rekwirant dat zijn rechten van verdediging zijn geschonden, aangezien het Gerecht voor ambtenarenzaken een aantal redeneringen heeft gebaseerd op zijn loopbaanontwikkelingrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006, dat de Commissie voor het eerst ter terechtzitting heeft neergelegd, zonder dat rekwirant de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt daarvoor kenbaar te maken.

____________