Language of document :

Beroep ingesteld op 22 augustus 2023 – Föreningen Svenskt Landskapsskydd e.a./Raad

(Zaak T-534/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Föreningen Svenskt Landskapsskydd (Koler, Zweden) en zes anderen (vertegenwoordiger: M. Le Berre, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Verzoekende partijen verzoeken het Gerecht:

het beroep ontvankelijk te verklaren;

het verzoek gegrond te verklaren en bijgevolg;

het besluit van de Raad (SGS 23/00028) van 13 juni 2023 tot afwijzing van het verzoek van de verzoekende partijen tot interne herziening („bestreden besluit”) nietig te verklaren;

de Raad te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan.

Eerste middel: de afwijzing door de Raad van het verzoek van de verzoekende partijen tot interne herziening van verordening (EU) 2022/2577 van de Raad1 als niet-ontvankelijk is onrechtmatig om de volgende redenen:

gebrek aan duidelijkheid omdat de Raad zich op tegenstrijdige wijze op het standpunt stelde dat verordening 2022/2577 van de Raad tegelijkertijd „geen wetgevingshandeling” in de zin van de Verdragen en „geen administratieve handeling in de zin van [verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad1 ]” is;

ondeugdelijke motivering wat de bewering van de Raad betreft dat het verzoek tot interne herziening als niet-ontvankelijk moet worden beschouwd;

schending van artikel 2, lid 1, onder c) en g), en artikel 10, lid 1, van verordening nr. 1367/2006, en

schending van artikel 289, leden 1 tot en met 3, VWEU.

Tweede middel: schending van artikel 10, lid 2, van verordening nr. 1367/2006 omdat het bestreden besluit niet voldoet aan de vereisten van dat artikel dat de instelling die een of meerdere verzoeken tot interne herziening heeft ontvangen dit of deze „in overweging” moet nemen en „schriftelijk de redenen van haar [...] reactie [moet aangeven] ”.

Derde middel: met dit middel wordt op grond van artikel 277 VWEU aangevoerd dat verordening 2577/2022 onwettig is en dit om de volgende redenen:

schending van de artikelen 122, 192 en 194 VWEU;

schending van artikel 193 VWEU;

gebrek aan overeenstemming met artikel 8 van het Verdrag van Aarhus;

schending van richtlijn 92/43/EEG1 van de Raad en richtlijn 2009/147/EG2 van het Europees Parlement en de Raad door artikel 3 van verordening 2577/2022;

schending van richtlijn 2011/92/EU1 van het Europees Parlement en de Raad door artikel 5, lid 3, van verordening 2577/2022;

inbreuk op milieurichtlijnen door artikel 6 van verordening 2577/2022, en

inbreuk op het milieurecht van de Unie door artikel 9 van verordening 2577/2022.

Vierde middel: schending door het bestreden besluit van verschillende bepalingen van Unierecht, in het bijzonder artikel 122 VWEU, artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 3 VEU, artikelen 11 en 191 VWEU en artikel 8 van het Verdrag van Aarhus, alsook van de bepalingen van secundair milieurecht van de Europese Unie.

Vijfde middel: schending van de motiveringsplicht van artikel 296 VWEU om de volgende redenen:

tegenstrijdigheid in de motivering wat de aard van verordening 2577/2022 betreft;

gebrek aan rechtvaardiging wat de kenmerken van verordening 2577/2022 betreft, en

onvolledige motivering met betrekking tot artikel 8 van het Verdrag van Aarhus en het beginsel van energiesolidariteit.

____________

1 Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen (PB 2022, L 335, blz. 36).

1 Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de instellingen en organen van de Unie (PB 2006, L 264, blz. 13).

1 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992, L 206, blz. 7).

1 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB 2010, L 20, blz. 7).

1 Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB 2012, L 26, blz. 1).