Language of document : ECLI:EU:T:2014:21

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

13 januari 2014

Gevoegde zaken T‑116/13 P en T‑117/13 P

Georgio Lebedef

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordelingsjaren 2008 en 2009 – Halftijdse vrijstelling voor vakbondsvertegenwoordiging – Beoordelingsrapporten die de in de dienst van tewerkstelling uitgeoefende werkzaamheden dekken – Aanwijzing door vakbond – Beroepen in eerste aanleg kennelijk ongegrond – Hogere voorziening deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond”

Betreft:      Hogere voorzieningen tegen de beschikkingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 12 december 2012, Lebedef/Commissie (F‑70/11 en F‑109/11), en strekkende tot vernietiging van die beschikkingen.

Beslissing:      De hogere voorzieningen worden afgewezen. Lebedef draagt zijn eigen kosten alsmede die welke de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening – Middelen – Loutere herhaling van de voor het Gerecht voor ambtenarenzaken aangevoerde middelen en argumenten – Ontbreken van aanwijzing van de gestelde onjuiste rechtsopvatting – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 257 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 138, lid 1)

2.      Hogere voorziening – Middelen – Middel strekkende tot rectificatie van het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken – Onbevoegdheid van het Gerecht

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 139, lid 1; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 84, lid 1)

1.      Een hogere voorziening moet duidelijk aangeven tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek ondersteunen.

Een middel in hogere voorziening dat slechts de reeds voor het Gerecht voor ambtenarenzaken aangevoerde middelen herhaalt en zelfs geen argumenten bevat die specifiek de onjuiste rechtsopvatting toelichten die de bestreden beslissing zou bevatten, voldoet niet aan dit vereiste. Een dergelijk middel beoogt immers in werkelijkheid slechts een nieuw onderzoek van het bij het Gerecht voor ambtenarenzaken aangevoerde middel, iets waartoe het Gerecht niet bevoegd is.

(cf. punten 23 en 89)

Referentie:

Hof 9 juni 2011, Evropaïki Dynamiki/ECB, C‑401/09 P, Jurispr. blz. I‑4911, punt 61 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht 16 december 2010, Lebedef/Commissie, T‑52/10 P, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Artikel 84, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, betreffende de rectificatie van schrijf- en rekenfouten alsmede evidente onnauwkeurigheden, geldt niet voor de procedure voor het Gerecht, welke uitsluitend wordt beheerst door zijn eigen Reglement voor de procesvoering. Een rekwirant kan zijn verzuim om krachtens dat artikel te handelen dus niet verhelpen door het Gerecht te vragen vermeende schrijf- en rekenfouten alsmede evidente onnauwkeurigheden in de bestreden beslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken te corrigeren of rectificeren.

(cf. punten 44 en 45)