Language of document :

Beroep ingesteld op 30 augustus 2013 – Merck / Commissie

(Zaak T-470/13)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Merck KGaA (Darmstadt, Duitsland) (vertegenwoordigers: B. Bär-Bouyssière, K. Lillerud, L. Voldstad, B. Marschall, P. Sabbadini, R. De Travieso, M. Holzhäuser, S. O, advocaten, M. Marelus, solicitor, R. Kreisberger en L. Osepciu, barristers)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de artikelen 1, lid 1, en 2, lid 1, van besluit C(2013) 3803 def. van de Commissie van 19 juni 2013 in zaak COMP/39226 – Lundbeck, en de artikelen 2, lid 5, 3, en 4 voor zover zij tot Merck zijn gericht, nietig te verklaren;

subsidiair, de aan Merck opgelegde boete in te trekken of te verminderen, en

Merck hoe dan haar de kosten toe te kennen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij dertien middelen aan.

Eerste middel: de Commissie heeft een onjuiste uitlegging gegeven aan het begrip beperking naar strekking in de zin van artikel 101.

Tweede middel: de Commissie heeft de schade fundamenteel onjuist beoordeeld.

Derde middel: de Commissie heeft gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

Vierde middel: de Commissie heeft ten onrechte niet of niet naar behoren rekening gehouden met de feitelijke, economische en wettelijke context waaruit bleek dat GUK citalopram niet sneller in het VK of op andere EER-markten zou hebben gelanceerd indien de overeenkomsten niet waren gesloten.

Vijfde middel: de Commissie heeft de strekking van de overeenkomsten tussen Lundbeck en GUK onjuist beoordeeld.

Zesde middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht en de feiten door vast te stellen dat Lundbeck en GUK potentiële concurrenten waren.

Zevende middel: de Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door tot de slotsom te komen dat GUK de bedoeling had om de mededinging te beperken door de overeenkomsten voor het VK en de EER te sluiten.

Achtste middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting van de feiten bij de vaststelling van de omvang en het doel van de waardeoverdracht tussen Lundbeck en GUK.

Negende middel: de Commissie heeft de door partijen aangevoerde argumenten niet adequaat beoordeeld overeenkomstig artikel 101, lid 3, VWEU.

Tiende middel: de Commissie heeft onvoldoende rekening gehouden met door Merck aangedragen bewijzen ter weerlegging van het vermoeden van beslissende invloed en heeft aldus blijk gegeven van een onjuiste opvatting van de feiten en het recht door vast te stellen dat dit vermoeden niet was weerlegd.

Elfde middel: het besluit van de Commissie moet nietig worden verklaard omdat het veel te laat is vastgesteld.

Twaalfde middel: de Commissie heeft gehandeld in strijd met het recht van partijen om te worden gehoord.

Dertiende middel: de Commissie heeft de boetes onjuist vastgesteld.