Language of document : ECLI:EU:F:2014:217

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

18 september 2014

Zaak F‑7/13

Luc Radelet

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – In derde landen tewerkgestelde ambtenaren – Artikelen 5 en 23 van bijlage X bij het Statuut – Terbeschikkingstelling van een woning door de instelling – Aan de ambtenaar gegeven toestemming om een woning te huren – Beroep tot schadevergoeding – Immateriële schade – Toewijzing van een onaangename en onbewoonbare woning – Ontbreken van bewijs”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Radelet vraagt om, kort samengevat, ten eerste nietigverklaring van het besluit van 26 maart 2012 waarbij de Europese Commissie zijn verzoek om vergoeding van de immateriële schade als gevolg „van de problemen bij zijn vestiging in Antananarivo [(Madagascar)]” heeft afgewezen en, ten tweede, veroordeling van de Commissie tot vergoeding van die immateriële schade.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Radelet draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tot schadevergoeding – Verzoek om nietigverklaring van het precontentieuze besluit tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding – Geen zelfstandig verzoek ten opzichte van de vordering tot schadevergoeding

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de instellingen – Voorwaarden – Bewijslast – Document dat niet op contradictoire wijze is opgesteld – Ontbreken van bewijskracht

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

3.      Ambtenaren – Op de administratie rustende zorgplicht – Beginsel van behoorlijk bestuur – Omvang – Inaanmerkingneming van de belangen van de ambtenaar – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 24; bijlage X, art. 5 en 23)

1.      Het besluit waarbij een instelling een vordering tot schadevergoeding afwijst, vormt een integrerend deel van de administratieve procedure die aan de bij het Gerecht voor ambtenarenzaken ingestelde aansprakelijkheidsactie voorafgaat. Bijgevolg kunnen de geformuleerde vorderingen tot nietigverklaring van dat besluit niet los van de vorderingen tot schadevergoeding worden beoordeeld. De handeling die het standpunt van de administratie van de instelling gedurende de precontentieuze fase bevat heeft immers enkel tot gevolg dat de partij die schade zou hebben geleden bij het Gerecht voor ambtenarenzaken een schadevordering kan indienen.

(cf. punt 57)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Verheyden/Commissie, F‑72/06, EU:F:2009:40, punt 30

2.      In het kader van een door een ambtenaar ingesteld beroep tot schadevergoeding mag de Unierechter bij zijn beslissing geen rekening houden met een document dat niet op contradictoire wijze is opgesteld, zoals een door de verzoeker aangevraagde en alleen op zijn verzoek opgestelde expertise.

(cf. punt 90)

3.      De zorgplicht en het beginsel van behoorlijk bestuur houden met name in dat het bevoegde gezag, wanneer het zich uitspreekt over de situatie van een ambtenaar of functionaris en dit zelfs in het kader van de uitoefening van een ruime beoordelingsbevoegdheid, alle elementen in aanmerking neemt die zijn besluit kunnen beïnvloeden en daarbij niet alleen rekening houdt met het belang van de dienst, maar eveneens met dat van de betrokken ambtenaar of functionaris.

De inaanmerkingneming van het persoonlijk belang van de ambtenaar of functionaris kan echter niet zover gaan dat het de administratie verplicht om voorbij te gaan aan haar eigen interne regels.

Aangezien de verstrekking van meubilair is voorzien in artikel 5 van bijlage X bij het Statuut, wanneer de instelling een woning ter beschikking stelt aan een in een derde land tewerkgesteld ambtenaar, en niet in artikel 23 van diezelfde bijlage, wanneer de ambtenaar wordt toegestaan een woning te huren, maakt de administratie zich niet schuldig aan niet-nakoming van haar zorgplicht of aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, wanneer zij niet toestaat dat hij in de woning die hij mag huren meubilair gebruikt dat in het kader van de verstrekking van meubilair is gekocht voor een woning die ambtenaren ter beschikking wordt gesteld.

(cf. punten 97 en 110‑112)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikking Verheyden/Commissie, F‑54/10, EU:F:2011:8, punten 36 en 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak