Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 16 september 2023 door Tigran Khudaverdyan tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 6 september 2023 in zaak T-335/22

(Zaak C-704/23 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Tigran Khudaverdyan (vertegenwoordigers: F. Bélot, T. Bontinck en M. Brésart, avocats)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 6 september 2023 (Eerste kamer), T-335/22, te vernietigen, voor zover daarbij rekwirant is verwezen in zijn eigen kosten en in die van de Raad;

uitspraak te doen over het beroep ten gronde en de bestreden besluiten nietig te verklaren, voor zover zij rekwirant op de bij die handelingen gevoegde lijsten plaatsen en handhaven, te weten:

besluit (GBVB) 2022/429 van de Raad van 15 maart 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 87 I, blz. 44) en uitvoeringsverordening (EU) 2022/427 van de Raad van 15 maart 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 87 I, blz. 1);

besluit (GBVB) 2022/1530 van de Raad van 14 september 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 239, blz. 149) en uitvoeringsverordening (EU) 2022/1529 van de Raad van 14 september 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2022, L 239, blz. 1);

besluit (GBVB) 2023/572 van de Raad van 13 maart 2023 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2023, L 75 I, blz. 134) en uitvoeringsverordening (EU) 2023/571 van de Raad van 13 maart 2023 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2014, L 75 I, blz. 1);

krachtens artikel 268 VWEU te gelasten dat de immateriële schade wordt vergoed die hij door de vaststelling van die handelingen heeft geleden;

de Raad te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant is van mening dat het Gerecht op meerdere punten blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging en toepassing van het criterium van artikel 2, lid 1, onder g), van besluit 2014/145 betreffende het begrip vooraanstaande zakenlieden (i.) en het begrip aanzienlijke bron van inkomsten voor de regering (ii.). Het Gerecht heeft ook op meerdere punten blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van het verband tussen de doelstellingen van de beperkende maatregelen en het gedrag van rekwirant (iii.).

Volgens rekwirant heeft het Gerecht de omvang van zijn rechterlijke toetsing miskend door zijn eigen toetsing en redenering in de plaats te stellen van die in de motivering bij de bestreden besluiten van de Raad.

Naar het oordeel van rekwirant heeft het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting die erin bestaat dat het voor het Gerecht aangevoerde middel inzake schending van het evenredigheidsbeginsel onjuist is beoordeeld, aangezien het Gerecht de geschiktheid van de bestreden besluiten om daarmee de met de maatregelen nagestreefde doelstellingen te bereiken, verwart met de evenredigheid in engere zin van die maatregelen.

Rekwirant meent dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de beoordeling van het gelijkheidsbeginsel en het non-discriminatiebeginsel door zijn onderzoek te beperken tot de bewoordingen van het criterium van artikel 2, lid 1, onder g), van besluit 2014/145, zonder te onderzoeken of de toepassing van dat criterium in de praktijk geen discriminatie vormt. Aangezien het Gerecht de geschiktheid en de evenredigheid in engere zin van de beperkende maatregelen heeft verward (derde middel), stelt rekwirant in zijn vierde middel voorts ook dat de redenering van het Gerecht met betrekking tot de grondrechten van rekwirant waarin het verwijst naar zijn evenredigheidstoetsing, eveneens blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

____________