Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Juzgado de Primera Instancia de Barcelona (Spanje) op 16 februari 2018 – Marc Gómez del Moral Guasch / Bankia S.A.

(Zaak C-125/18)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Juzgado de Primera Instancia de Barcelona

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Marc Gómez del Moral Guasch

Verwerende partij: Bankia S.A.

Prejudiciële vragen

Moet worden geoordeeld dat [de in deze zaak aan de orde zijnde] index, de IRPH1 Cajas, aan rechterlijke toetsing dient te worden onderworpen om na te gaan of hij begrijpelijk is voor de consument en dat het feit dat deze index in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen is geregeld daaraan niet in de weg staat, aangezien de betrokken situatie niet onder artikel 1, lid 2, van richtlijn 93/132 valt, daar het niet om een dwingende bepaling gaat maar de op het kapitaal verschuldigde variabele rente juist vrijelijk en naar goeddunken van de kredietverstrekker in de overeenkomst is opgenomen?

2.1    Is het volgens artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13, dat niet is omgezet in de Spaanse rechtsorde, in strijd met richtlijn 93/13 en artikel 8 ervan dat een Spaanse rechterlijke instantie artikel 4, lid 2, van die richtlijn inroept en toepast hoewel de [natíonale] wetgever ervoor heeft gekozen om die bepaling niet in de Spaanse rechtsorde om te zetten omdat hij een volledige bescherming wilde verzekeren ten aanzien van alle bedingen die de verkoper in een met de consument gesloten overeenkomst kan opnemen, ook die welke betrekking hebben op het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en zelfs als deze bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd?

2.2    Is het verstrekken van informatie over – of het maken van reclame voor – een of meer van de volgende situaties of gegevens in elk geval noodzakelijk voor het goede begrip van het essentiële beding, te weten de IRPH?

(i)    de wijze waarop de referentie-index werd samengesteld, waarbij inzonderheid moet worden aangegeven dat deze index provisies en andere kosten omvat bovenop de nominale rente, dat het gaat om een rekenkundig, niet-gewogen gemiddelde, dat de verkoper hoorde te weten en diende mee te delen dat hij een negatief renteverschil zou toepassen en dat de verstrekte gegevens niet openbaar waren, anders dan bij de gebruikelijke benchmarkindex, de Euribor, het geval is;

(ii)    de wijze waarop de index in het verleden is geëvolueerd en hoe hij in de toekomst zou kunnen evolueren, waarbij grafieken dienen te worden verstrekt en gepubliceerd die de consument klaar en duidelijk laten zien hoe de evolutie van deze specifieke rentevoet zich verhoudt tot die van de Euribor, de rentevoet die gewoonlijk wordt gebruikt voor hypotheekleningen.

2.3    Voorts wordt het Hof gevraagd, indien het van oordeel is dat de verwijzende rechter het oneerlijke karakter van de contractuele bedingen dient te onderzoeken en daaraan alle volgens het nationale recht daaruit voortvloeiende gevolgen dient te verbinden, of het ontbreken van informatie over alle voornoemde gegevens er niet toe leidt dat het betrokken beding moet worden geacht niet begrijpelijk te zijn geformuleerd in de zin van artikel 4, lid 2, van richtlijn 93/13, aangezien dit beding niet duidelijk is voor de gemiddelde consument, of dat het ontbreken van die informatie als een oneerlijke praktijk van de verkoper of dienstverstrekker kan worden beschouwd en de consument, indien hij naar behoren zou zijn geïnformeerd, de IRPH niet als referentie-index voor zijn lening zou hebben aanvaard?

Indien de IRPH Cajas nietig wordt verklaard, welke van de onderstaande twee gevolgen zou dan, bij gebreke van een akkoord hierover of wanneer dit laatste zelfs nog nadeliger zou zijn voor de consument, in overeenstemming zijn met artikel 6, lid 1, en artikel lid 7, lid 1, van richtlijn 93/13?

3.1    De aanpassing van de overeenkomst, waarbij de IRPH wordt vervangen door een andere gebruikelijke index, de Euribor, aangezien het om een overeenkomst gaat die in wezen gekoppeld is aan een productieve rente ten gunste van de kredietinstelling [in haar hoedanigheid van] verkoper of dienstverstrekker.

3.2    De beëindiging van de toepassing van rente, met voor de kredietnemer of schuldenaar als enige resterende verplichting de terugbetaling van het geleende kapitaal binnen de gestelde termijnen.

____________

1 Referentie-index voor hypothecaire kredieten.

2 Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB 1993, L 95, blz. 29).