Language of document :

Beroep ingesteld op 6 april 2010 - Ayadi / Commissie

(Zaak T-527/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Chafiq Ayadi (vertegenwoordigers: H. Miller, Solicitor, B. Emmerson en S. Cox, Barristers)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Nietigverklaring van verordening nr. 954/2009 van de Commissie, voor zover deze op verzoeker van toepassing is;

Verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In deze zaak vordert verzoeker gedeeltelijke nietigverklaring van verordening (EG) nr. 954/2009 van de Commissie van 13 oktober 2009 tot 114e wijziging van verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qaida-netwerk en de Taliban, voor zover verzoeker voorkomt op de lijst van natuurlijke en rechtspersonen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze regeling zijn bevroren.

Verzoeker brengt voor zijn beroep vier middelen naar voren.

In de eerste plaats stelt verzoeker dat de Commissie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid door hem in bijlage I bij verordening nr. 881/2002 op te nemen zonder alle relevante feiten en omstandigheden van zijn geval zorgvuldig en onpartijdig te hebben onderzocht.

In de tweede plaats stelt verzoeker dat de bestreden verordening is aangenomen in strijd met zijn recht op daadwerkelijke rechterlijke toetsing, daar de verordening niet was gebaseerd op bewijsmateriaal en het Gerecht dus niet de geringste aanknoping heeft voor uitoefening van zijn verplichting tot beoordeling van dit bewijsmateriaal.

In de derde plaats betoogt verzoeker dat de bestreden verordening is aangenomen in strijd met zijn recht van verweer. Hij stelt dat de Commissie heeft verzuimd, bewijs naar voren te brengen, maar slechts de beweringen in de verklaring van het Sanctiecomité heeft ingebracht. Zonder bewijsmateriaal is verzoeker niet in staat geweest, de Commissie aan te spreken op gebreken in dat materiaal of op misverstanden.

In de vierde plaats stelt hij dat de bestreden verordening, waarbij verzoekers activa zowel met terugwerkende kracht als voor onbepaalde tijd in de toekomst zijn bevroren, een niet gerechtvaardigde beperking van zijn fundamentele recht van eigendom vormt.

____________