Language of document : ECLI:EU:T:2024:247

Zaak T2/23

Romagnoli Fratelli SpA

tegen

Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO)

 Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 17 april 2024

„Kweekproducten – Verlening van een communautair kwekersrecht voor het aardappelras Melrose – Niet-nakoming van de termijnen van de jaarlijkse rechten – Vervallenverklaring van de bescherming – Verzoek om herstel in de vorige toestand – Voorwaarden voor betekening van besluiten en mededelingen van het CPVO”

1.      Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO) tot afwijzing van een verzoek om herstel in de vorige toestand – Daaronder begrepen

(Art. 263, vierde en vijfde alinea, VWEU; verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 80)

(zie punten 18, 19)

2.      Agentschappen van de Europese Unie – Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO) – Beroepsprocedure – Mogelijkheid voor het Bureau om de bevoegdheid van zowel de kamer van beroep als het Gerecht om uitspraak te doen over beslissingen van het CPVO na indiening van een verzoek om herstel in de vorige toestand uit te sluiten – Geen

(Art. 2 en 19 VEU, art. 263, vierde en vijfde alinea, VWEU; verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 80 en 81, lid 1)

(zie punten 21, 22, 24‑29)

3.      Landbouw – Eenvormige wettelijke regelingen – Bescherming van kweekproducten – Procedurevoorschriften – Herstel in de vorige toestand – Toepassingsvoorwaarden – Strikte uitlegging

(Verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 80, lid 1)

(zie punten 37, 38)

4.      Landbouw – Eenvormige wettelijke regelingen – Bescherming van kweekproducten – Procedurevoorschriften – Betekening – Betekening via een gebruikersaccount – Voorwaarde – Activering door de gebruiker van de optie waarmee het Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO) elektronisch met hem kan communiceren – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 2100/94 van de Raad, art. 79; verordening nr. 874/2009 van de Commissie, art. 64, lid 4, en 65)

(zie punten 62‑70, 73)

Samenvatting

Bij dit arrest verwerpt het Gerecht het beroep tot nietigverklaring dat is ingediend door Romagnoli Fratelli SpA (hierna: „verzoekster”), tegen het besluit van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO) (hierna: „bestreden besluit”). Na te hebben onderzocht of er een rechtsmiddel bestaat tegen beslissingen die het CPVO neemt na de indiening van een verzoek om herstel in de vorige toestand, heeft het Hof zich voor het eerst uitgesproken over de rechtmatigheid van het gebruikersaccount op het zogeheten platform „MyPVR”, als officiële weg voor betekening door het CPVO.

In december 2009 heeft verzoekster krachtens verordening (EG) nr. 2100/94(1) bij het CPVO een aanvraag voor een communautair kwekersrecht voor het aardappelras Melrose ingediend., Nadat dit recht was verleend, heeft het CPVO in oktober 2021 een debetnota betreffende de betaling van de jaarlijkse rechten voor het betrokken communautair kwekersrecht aan verzoekster gezonden via haar gebruikersaccount MyPVR.

Aangezien deze debetnota onbetaald bleef, stuurde het CPVO verzoekster in januari 2022 een formele aanmaning, opnieuw via het gebruikersaccount MyPVR, waarin haar werd verzocht het verschuldigde bedrag voor de jaarlijkse rechten binnen de maand te betalen. Omdat verzoeksters inactief was op haar gebruikersaccount, heeft het CPVO haar in februari 2022 per e-mail een laatste herinnering gestuurd. In maart 2022 heeft het CPVO het communautair kwekersrecht vervallen verklaard omdat de jaarlijkse rechten niet binnen de gestelde termijn waren betaald.

Als gevolg van deze vervallenverklaring heeft verzoekster op grond van artikel 80 van verordening nr. 2100/94 een verzoek om herstel in de vorige toestand ingediend en heeft zij de tot dan toe onbetaalde jaarlijkse rechten betaald. Bij het bestreden besluit heeft het CPVO dat verzoek afgewezen op grond dat het niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 80, leden 1 en 2, van verordening nr. 2100/94.

Beoordeling door het Gerecht

In de eerste plaats heeft het Gerecht het door het CPVO opgeworpen middel van niet-ontvankelijkheid onderzocht in het licht van meerdere bepalingen(2) betreffende het gerechtelijke stelsel van de Unie. Het CPVO betoogt immers dat het op grond van artikel 263, vijfde alinea, VWEU(3) gerechtigd is om uitspraak te doen op verzoeken om herstel in de vorige toestand zonder mogelijkheid van beroep bij de kamer van beroep van het CPVO of bij het Gerecht, aangezien noch verordening nr. 2100/94, noch verordening nr. 874/2009(4), die de „bijzondere voorwaarden en bepalingen” in de zin van de vijfde alinea van dat artikel vormen, voorziet in een dergelijk beroep. Het CPVO meent dat tegen het bestreden besluit derhalve geen beroep kan worden ingesteld bij het Gerecht op grond van artikel 263, vierde alinea, VWEU.

In die context stelt het Gerecht vast dat de „bijzondere voorwaarden en bepalingen” weliswaar toestaan dat een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie interne voorwaarden en bepalingen vaststelt waaraan moet zijn voldaan voordat beroep in rechte wordt ingesteld en die met name voorzien in een regeling voor de werking van een intern controlesysteem of voor het verloop van een procedure van minnelijke schikking, maar dat die voorwaarden en bepalingen niet in die zin kunnen worden uitgelegd dat zij een instelling van de Unie het recht verlenen om geschillen inzake de uitlegging of de toepassing van het Unierecht aan de bevoegdheid van de Unierechter te onttrekken.

Bovendien volgt uit artikel 81, lid 1, van verordening nr. 2100/94 dat in zoverre in deze verordening of in de bepalingen ter uitvoering van deze verordening procedurevoorschriften ontbreken, het CPVO de in de lidstaten algemeen aanvaarde beginselen van procesrecht toepast. Hoewel verordening nr. 2100/94 niet uitdrukkelijk voorziet in een rechtsgang bij de kamer van beroep van het CPVO en evenmin rechtstreeks bij het Gerecht voor besluiten van het CPVO naar aanleiding van een verzoek om herstel in de vorige toestand, bestaat er niettemin een rechtsgang krachtens artikel 81, lid 1, van deze verordening en artikel 263, vierde alinea, VWEU. Bijgevolg wijst het Gerecht het middel van niet-ontvankelijkheid van het CPVO af.

In de tweede plaats onderzoekt het Gerecht de rechtmatigheid van het platform MyPVR als officiële weg voor betekening van door het CPVO verzonden documenten en besluiten. Om te beginnen merkt het Gerecht op dat, ten eerste, de mededelingen en kennisgevingen van het CPVO die een termijn doen ingaan langs elektronische weg kunnen worden betekend en, ten tweede, dat de nadere regels voor die betekening langs elektronische weg worden vastgesteld door de voorzitter van het CPVO(5).

Daarnaast heeft het Gerecht, zich baserend op het besluit van de voorzitter van het CPVO, vastgesteld dat deze communicatie langs elektronische weg via het platform MyPVR alleen kan plaatsvinden indien de gebruiker hiervoor heeft gekozen. Het CPVO zal hem dan op rechtsgeldige wijze langs elektronische weg in kennis kunnen stellen van de besluiten, mededelingen en andere documenten via zijn gebruikersaccount(6). In dit verband merkt het Gerecht op dat partijen niet betwisten dat verzoekster had gekozen voor elektronische communicatie via MyPVR en dat zij versie 3.0 van de algemene voorwaarden van het gebruikersaccount had aanvaard. Bijgevolg lijdt het geen enkele twijfel dat verzoekster ermee had ingestemd om kennisgevingen en mededelingen van het CPVO te ontvangen via haar gebruikersaccount op MyPVR.

Bijgevolg wijst het Gerecht de stelling dat het gebruik van het platform MyPVR als weg voor officiële betekening onrechtmatig is, van de hand, aangezien de optie waarmee het CPVO langs elektronische weg met de gebruiker kon communiceren door de gebruiker was geactiveerd.


1      Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (PB 1994, L 227, blz. 1).


2      Artikelen 2 en 19 VEU, artikel 256, lid 1, eerste volzin, VWEU en artikel 263, vierde en vijfde alinea, VWEU.


3      Artikel 263, vijfde alinea, VWEU bepaalt: „De handelingen tot oprichting van organen en instanties van de Unie kunnen voorzien in bijzondere voorwaarden en bepalingen inzake de beroepen welke door natuurlijke of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of instanties waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van hen worden beoogd. ”


4      Verordening (EG) nr. 874/2009 van de Commissie van 17 september 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 2100/94 van de Raad wat betreft de procedures voor het [CPVO] (PB 2009, L 251, blz. 3).


5      Zie artikel 79 van verordening nr. 2100/94, artikel 64, lid 4, van verordening 874/2009 en het besluit van de voorzitter van het CPVO van 20 december 2016 betreffende elektronische communicatie van het CPVO en de bestemming ervan (hierna: „besluit van de voorzitter van het CPVO”).


6      Dit is bepaald in versie 3.0 van de algemene gebruiksvoorwaarden van MyPVR, waarin opnieuw wordt bevestigd dat het gebruik van MyPVR als officiële betekening geldt op de voorwaarde dat de gebruiker de optie heeft geactiveerd waarmee hij het CPVO toestaat elektronisch met hem te communiceren.