Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 6 september 2002 ingesteld door Ritek Corporation en Prodisc Technology Inc. tegen Raad van de Europese Unie

    (Zaak T-274/02)

    Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 6 september 2002 beroep ingesteld tegen Raad van de Europese Unie door Ritek Corporation, gevestigd te Hsin Chu Industrial Park, Taiwan R.O.C, en Prodisc Technology Inc., gevestigd te Taipei Hsien, Taiwan R.O.C, vertegenwoordigd door Konstantinos Adamantopoulos, Barrister, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

(overeenkomstig de artikelen 230 EG en 231 EG verordening (EG) nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op opneembare compactdiscs uit Taiwan, nietig te verklaren;

(verweerder in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters zijn in Taiwan gevestigde producenten van CD-R's die zij uitvoeren naar de Gemeenschap. In februari 2001 diende het Committee of European CD-R Manufacturers bij de Commissie een antidumpingklacht in. Naar aanleiding van die klacht opende de Commissie een onderzoek betreffende de invoer uit Taiwan. Bij verordening (EG) nr. 2479/2001(1) stelde de Commissie voorlopige antidumpingmaatregelen vast. Deze maatregelen werden definitief ten gevolge van verordening nr. 1050/2002 van de Raad(2). Met dit beroep komen verzoeksters op tegen die laatste verordening.

Verzoeksters stellen schending van artikel 2, leden 10 en 11, van verordening (EG) nr. 384/96(3) betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap. Volgens verzoeksters heeft de Raad een kennelijke fout gemaakt bij de beoordeling van de feiten en het recht, door vast te stellen dat verzoeksters "gerichte dumping" verrichtten en door bij de berekening van verzoeksters' dumpingmarge de methode van het gewogen gemiddelde te hanteren.

Volgens verzoeksters vond tijdens het onderzoektijdvak geen uitzonderlijke behandeling van bepaalde transacties voor bepaalde klanten, in bepaalde regio's of bepaalde tijdvakken plaats, dus geen "gerichte dumping". Verzoeksters stellen dat de prijzen bij uitvoer en op de thuismarkt nagenoeg identiek waren en dat de prijzen voor CD-R's in de hele wereld waren gedaald. In die omstandigheden was het niet mogelijk de gevolgen van dumping te verhelen door gerichte dumping.

Verzoeksters stellen bovendien dat de Commissie, door het gebruik van de methode van het gewogen gemiddelde, die verwijst naar de berekende normale waarde, niet is ingegaan op het doel van gerichte dumping, namelijk het verhelen van dumping door verschillende prijzen bij uitvoer aan te rekenen. Volgens verzoeksters zou de Commissie bij het onderzoek van gerichte dumping moeten uitgaan van reële prijzen.

In de tweede plaats stellen verzoeksters schending van artikel 2 van verordening nr. 384/96. De Raad heeft de feiten kennelijk verkeerd beoordeeld door verzoeksters' dumpingmarge te berekenen met gebruikmaking van de methode van "het gelijkstellen van negatieve dumpingmarges met nulmarges". Met deze techniek worden de transacties van verzoeksters die tegen een hogere dan de gemiddelde prijs worden verricht, verlaagd tot een prijs die overeenkomt met de gemiddelde prijs. Volgens verzoeksters heeft de Commissie ten gevolge van het gebruik van de methode van "het gelijkstellen van negatieve dumpingmarges met nulmarges" de methode van het gewogen gemiddelde niet correct toegepast. De methode van het gewogen gemiddelde heeft tot doel, een eerlijke vergelijking mogelijk te maken, en niet om grotere dumpingmarges op te leveren.

____________

1 - ) (Verordening (EG) nr. 2479/2001 van de Commissie van 17 december 2001 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op opneembare compact discs (CD-R's) uit Taiwan (PB L 334, blz. 8).

2 - ) (Verordening nr. 1050/2002 van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op opneembare compactdiscs uit Taiwan (PB L 160, blz. 2).

3 - ) (Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 1996, L 56, blz. 1).