Language of document : ECLI:EU:T:2009:356

Gevoegde zaken T‑20/08 en T‑21/08

Evets Corp.

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Gemeenschapswoordmerk DANELECTRO en gemeenschapsbeeldmerk QWIK TUNE – Niet-inachtneming van termijn voor indiening van aanvraag om vernieuwing van merken – Verzoek tot herstel in vorige toestand – Reformatio in pejus – Rechten van verdediging – Recht om te worden gehoord – Artikel 61, lid 2, artikel 73, tweede volzin, en artikel 78 van verordening (EG) nr. 40/94 [thans artikel 63, lid 2, artikel 75, tweede volzin, en artikel 81 van verordening (EG) nr. 207/2009]”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Herstel in vorige toestand – Termijn voor indiening van verzoek

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 78, leden 2 en 3; verordening nr. 2868/95 van de Commissie, art. 1, regel 77)

2.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep tegen beslissing van eenheid van Bureau

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 62, lid 1)

3.      Gemeenschapsmerk – Beslissingen van Bureau – Eerbiediging van rechten van verdediging

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 73)

1.      Overeenkomstig artikel 78, leden 2 en 3, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk moet een verzoek tot herstel in de vorige toestand schriftelijk worden ingediend binnen twee maanden na de beëindiging van de verhindering die tot niet-inachtneming van een termijn heeft geleid, met als rechtstreeks gevolg het verlies van een recht of een rechtsmiddel.

De datum waarop het verlies van een recht is meegedeeld aan de vertegenwoordiger, moet worden geacht de datum te zijn waarop de vertegenwoordigde persoon daarvan kennis heeft genomen. Krachtens regel 77 van verordening nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk heeft elke door het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) aan de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger gerichte kennisgeving of andere mededeling hetzelfde rechtsgevolg als was deze aan de vertegenwoordigde persoon gericht. Hetzelfde geldt voor elke door de behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger aan het Bureau gerichte mededeling, die hetzelfde rechtsgevolg heeft als was deze afkomstig van de vertegenwoordigde persoon. Aldus zijn voor het Bureau de mededelingen tussen hem en de vertegenwoordiger van belang, en niet die tussen de vertegenwoordiger en de vertegenwoordigde persoon.

(cf. punten 21‑23)

2.      Uit artikel 62, lid 1, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk volgt dat de kamer van beroep, na het onderzoek van het beroep ten gronde, op het beroep uitspraak doet en daarbij „de bevoegdheden [kan] uitoefenen van de instantie die de bestreden beslissing heeft genomen”, dat wil zeggen in het geval van een verzoek tot herstel in de vorige toestand zelf dit verzoek af‑ of toewijzen, en aldus de in eerste instantie genomen beslissing bevestigen of ongedaan maken. Wanneer bij de kamer van beroep beroep is ingesteld, dient deze dus het verzoek tot herstel in de vorige toestand opnieuw volledig ten gronde te onderzoeken, zowel rechtens als feitelijk.

De vragen inzake ontvankelijkheid moeten niet worden uitgesloten van dit „nieuwe volledige onderzoek” van het verzoek tot herstel in de vorige toestand. Volgens vaste rechtspraak zijn de regels inzake de termijnen immers ingesteld omwille van de rechtszekerheid en ter voorkoming van elke vorm van discriminatie en willekeurige behandeling. Deze algemene vaststelling geldt eveneens voor de termijnen van de verordeningen inzake het gemeenschapsmerk.

(cf. punten 38‑39)

3.      Overeenkomstig artikel 73, tweede volzin, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk kunnen de beslissingen van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) slechts worden genomen op gronden waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren. Deze bepaling bevestigt in het kader van het communautaire merkenrecht het algemene beginsel van bescherming van de rechten van de verdediging. Dit algemene beginsel van gemeenschapsrecht vereist dat de adressaten van overheidsbeslissingen die aanmerkelijk in hun belangen worden getroffen, in staat worden gesteld hun standpunt behoorlijk kenbaar te maken. Het recht om te worden gehoord heeft betrekking op alle feitelijke en juridische gegevens op basis waarvan de beslissing wordt genomen, maar niet op de beslissing die het bestuursorgaan voornemens is te nemen.

Verder levert een procedurele onregelmatigheid slechts een inbreuk op de rechten van verweer op wanneer die onregelmatigheid concrete gevolgen heeft gehad voor de mogelijkheid van de betrokken ondernemingen om verweer te voeren. Niet-inachtneming van de geldende regels ter bescherming van de rechten van verweer kan de administratieve procedure dus slechts ongeldig maken indien wordt aangetoond dat die procedure een andere uitkomst zou hebben gehad wanneer de regels wel waren geëerbiedigd.

(cf. punten 47‑48)