Language of document :

Beroep ingesteld op 21 april 2011 - Dagher/Raad

(Zaak T-218/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Habib Roland Dagher (Abidjan, Ivoorkust) (vertegenwoordigers: J.-Y. Dupeux en F. Dressen, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

de uitvoeringsverordening (EU) nr. 85/2011 van de Raad van 31 januari 2011 nietig te verklaren voor zover deze verordening op hem betrekking heeft;

het besluit 2011/71/GBVB van de Raad van 31 januari 2011 nietig te verklaren voor zover dit besluit op hem betrekking heeft;

de Raad te veroordelen hem een bedrag van 40 000 EUR te betalen ter vergoeding van de door hem geleden morele en andere schade;

de Raad te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker één, uit drie onderdelen bestaand middel aan, dat ontleend is aan schending van wezenlijke vormvoorschriften.

Eerste onderdeel van het middel: verzoeker voert aan dat de door de Raad gevolgde procedure niet contradictoir is geweest, aangezien hij niet zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de betwiste besluiten de gegevens heeft verschaft waaruit verzoeker kon begrijpen waarom de maatregelen ten aanzien van hem waren getroffen, en hij vervolgens de latere informatieverzoeken van verzoeker heeft afgewezen, zodat verzoeker is verstoken gebleven van het recht om elk bestuursrechtelijk rechtsmiddel met succes uit te oefenen teneinde de opheffing van de maatregelen te verkrijgen;

Tweede onderdeel van het middel: verzoeker betoogt dat de motivering van de tegen hem genomen beperkende maatregelen ontoereikend is, aangezien de in deze maatregelen aangegeven redenen onduidelijk en beknopt zijn zodat verzoeker geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de bezwaren waarop de betrokken sancties zijn gebaseerd;

Derde onderdeel van het middel: verzoeker voert schending van het recht op een daadwerkelijke bescherming in rechte aan.

____________