Language of document :

Beroep ingesteld op 10 juni 2011 - Buzzi Unicem/Commissie

(Zaak T-297/11)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Buzzi Unicem SpA (Casale Monferrato, Italië) (vertegenwoordigers: C. Osti en A. Prastaro, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

de bestreden beschikking geheel nietig te verklaren wegens ontbrekende dan wel ontoereikende motivering en de daaruit voortvloeiende schending van verzoeksters rechten van verdediging en van het beginsel van behoorlijk bestuur;

de bestreden beschikking geheel nietig te verklaren wegens overschrijding of misbruik van bevoegdheid en de daaruit voortvloeiende omkering van de bewijslast;

de bestreden beschikking geheel of gedeeltelijk nietig te verklaren wegens schending van de gedragsregels (Best Practices codex) van de Commissie, doordat deze de haar bij artikel 18 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad verleende bevoegdheden heeft overschreden en het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden, alsook op grond dat geen sprake is geweest van een voorafgaande procedure op tegenspraak;

de Commissie hoe dan ook te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan ontbrekende of ontoereikende motivering, schending van de rechten van de verdediging en schending van het beginsel van behoorlijk bestuur

verzoekster stelt dat de bestreden beschikking schending oplevert van de op de Commissie rustende motiveringsplicht alsook van verzoeksters rechten van verdediging, aangezien deze beschikking geen of onvoldoende aanwijzingen over het voorwerp en de omvang van het verzoek om inlichtingen bevat.

Tweede middel, ontleend aan overschrijding en misbruik van bevoegdheid alsook omkering van de bewijslast

verzoekster voert aan dat de Commissie haar bevoegdheden heeft overschreden en afgewend, aangezien zij weliswaar aan de hand van een verzoek om inlichtingen aanwijzingen waarover zij reeds beschikt, kan verifiëren, maar zij daarom niet de bevoegdheid heeft om bij gebreke van aanwijzingen een volledige gegevensbank over de markt tot stand te brengen. Daardoor is ook het beginsel van het vermoeden van onschuld geschonden, wat kennelijk tot omkering van de bewijslast heeft geleid.

Derde middel, ontleend aan overschrijding van bevoegdheid, rekening houdend met artikel 18 van verordening nr. 1/2003

verzoekster betoogt dat de typologie van het verzoek om inlichtingen van de Commissie de bij artikel 18 toegekende bevoegdheden overschrijdt. De Commissie kan krachtens dit artikel enkel verzoeken om inlichtingen die noodzakelijk zijn ter verduidelijking van feiten waarover de onderneming mogelijkerwijs op de hoogte is en waarvoor overlegging van relevante stukken die zich in het bezit van de onderneming bevinden, is vereist.

Vierde middel, ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van behoorlijk bestuur, rekening houdend met artikel 18 van verordening nr. 1/2003

verzoekster kritiseert dat de bestreden beschikking verder gaat dan hetgeen volgens artikel 18 noodzakelijk is en aldus het evenredigheidsbeginsel schendt, op grond dat bij deze beschikking is verzocht om maatregelen die niet noodzakelijk zijn, aangezien van alle geschikte maatregelen niet is gekozen voor de maatregelen die de minste inspanningen van de onderneming vergen en het verzoek om inlichtingen voor verzoekster uitermate belastend is.

Vijfde middel, ontleend aan schending van de gedragsregels van de Commissie (Best Practices codex) en van het beginsel van behoorlijk bestuur

volgens verzoekster heeft de Commissie haar eigen gedragsregels geschonden door verzoekster eerst te verzoeken, standpunt over haar voorstel voor de latere bestreden beschikking in te nemen en nadien geenszins rekening met verzoeksters opmerkingen te houden. Bovendien wijkt de bestreden beschikking aanzienlijk van dit voorstel af. Verder blijkt uit de voortdurende wijzigingen van de gestelde vragen duidelijk dat de Commissie bij de vaststelling van de betrokken maatregelen onvoldoende zorgvuldigheid aan de dag heeft gelegd, waardoor ook het beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden.

____________