Language of document : ECLI:EU:F:2011:96

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Eerste kamer)

28 juni 2011

Zaak F‑128/10

Aurora Mora Carrasco en anderen

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Overplaatsing naar andere instelling in loop van bevorderingsronde waarin ambtenaar in zijn instelling van herkomst zou zijn bevorderd – Bevoegde instelling om te beslissen over bevordering van overgeplaatste ambtenaar”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Mora Carrasco, Serrano Jimenez en Görlitz vragen om nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement om hen in het kader van de bevorderingsronde 2009 niet te bevorderen tot de rangen AST 8 respectievelijk AST 5 en AD 7.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Het Parlement zal naast zijn eigen kosten verzoekers’ kosten dragen.

Samenvatting

Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten – Overplaatsing naar andere instelling in loop van bevorderingsronde – Bevoegdheid van instelling van herkomst om over bevordering te beslissen

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

Wanneer een ambtenaar kan worden bevorderd in de loop van het jaar gedurende hetwelk hij wordt overgeplaatst, is volgens de voorschriften van artikel 45 van het Statuut het voor de beslissing over zijn bevordering bevoegde tot aanstelling bevoegd gezag, dat van zijn instelling van herkomst.

Artikel 45 van het Statuut preciseert dat bevordering plaatsvindt na vergelijking van de verdiensten van de voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren en dat het tot aanstelling bevoegd gezag bij die vergelijking met name rekening houdt met de rapporten die over de ambtenaren zijn uitgebracht.

Om te beslissen of een ambtenaar met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar N (en zelfs meer algemeen in de loop van het jaar N) moet worden bevorderd, kan het tot aanstelling bevoegd gezag van de instelling van ontvangst in de praktijk slechts de verdiensten van ambtenaren in het verleden vergelijken, met name in de loop van het jaar N‑1 (en gelet op de beoordelingsrapporten van de prestaties van die ambtenaren in de loop van het jaar N‑1 en voorgaande jaren). Daartoe is het nodig om de verdiensten van de overgeplaatste ambtenaren te vergelijken met die van de ambtenaren die gedurende het jaar voorafgaande aan hun overplaatsing nog hun collega waren, welke beoordeling alleen naar behoren kan worden verricht door de instelling van herkomst.

(cf. punten 34, 35 en 39)