Language of document :

Arrest van het Gerecht van 3 juli 2014 – Zanjani/Raad

(Zaak T-155/13)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Toegangsbeperkingen – Beroep tot nietigverklaring ‒ Beroepstermijn – Ontvankelijkheid – Motiveringsplicht – Beoordelingsfout – Werking in tijd van gevolgen van nietigverklaring”)Procestaal: EngelsPartijenVerzoekende partij: Babak Zanjani (Dubai, Verenigde Arabische Emiraten) (vertegenwoordigers: L. Defalque en C. Malherbe, advocaten)Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. Vitro en M. Bishop, gemachtigden)VoorwerpTen eerste, een verzoek om nietigverklaring van besluit 2012/829/GBVB van de Ra

n gevolgen van niet

ging van besluit 2

010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 356, blz. 71), voor zover daarbij verzoekers naam is opgenomen op de lijst in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende

maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195, blz.

 39), en

van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 december 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 356, blz. 55), voor zover daarbij verzoekers naam is opgenomen op de lijst in bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), en, ten tweede, een verzoek tot vaststelling dat besluit 2012/829 en uitvoeringsverordening nr. 1264/2012 niet van toepassing zijn, aangezien artikel 19, lid 1, sub b en c, van besluit 2010/413 op hem van toepassing isDictumBesluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, wordt nietig verklaard, voor zover daarbij de naam van Babak Zanjani is opgenomen in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijk standpunt 2007/140/GBVB.Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 d

ecember

2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van Zanjani is opgenomen in bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010.De gevolgen van besluit 2012/8

29 en van uitvoeringsverordening nr. 1264/2012 worden ten aanzien van Zanjani gehandhaafd tot de datum waarop de termijn voor een verzoek om hogere voorziening als bedoeld in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie verstrijkt of, indien binnen die termijn een hogere voorziening is ingesteld, totdat deze is afgewezen.Het beroep wordt verworpen voor het overige.5)    De Raad van de Europese Unie dra

agt zijn eigen kosten alsmede die van Zanjani.