Language of document : ECLI:EU:T:2018:138

Gevoegde zaken T533/15 en T264/16

Il-Su Kim e.a.

tegen

Raad van de Europese Unie en Europese Commissie

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Noord-Korea ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Lijst van personen en entiteiten waarop de bevriezing van tegoeden en economische middelen van toepassing is – Plaatsing van de namen van verzoekers op die lijst – Bewijs van de gegrondheid van de opname op de lijst – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 14 maart 2018

1.      Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Beroep tegen een handeling tot invoering van beperkende maatregelen jegens de verzoeker – Intrekking van de bestreden handeling gedurende de procedure – Verklaring dat op het beroep niet hoeft te worden beslist – Ontoelaatbaarheid – Behoud van het belang van de verzoeker bij erkenning van de onrechtmatigheid van de bestreden handeling

[Art. 263 VWEU; besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad]

2.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beoordeling van de motiveringsplicht aan de hand van de omstandigheden van het geval – Noodzaak om alle relevante feitelijke en juridische elementen te vermelden – Geen

(Art. 296 VWEU)

3.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen tegen Noord-Korea – Bevriezing van de tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Minimumvereisten

[Art. 296, tweede alinea, VWEU; besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordeningen 2015/1062 en 2016/659 van de Commissie]

4.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Motiveringsplicht – Middel dat verschilt van het middel betreffende de materiële wettigheid

(Art. 263, tweede alinea, VWEU)

5.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen tegen Noord-Korea – Bevriezing van de tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht – Beperkt toezicht voor de algemene regels – Toezicht verruimd tot de beoordeling van de feiten en de controle van de bewijzen voor de handelingen betreffende specifieke entiteiten

[Art. 29 VEU; art. 215 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordeningen 2015/1062 en 2016/659 van de Commissie]

6.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen tegen Noord-Korea – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht – Element dat als ontlastend element is aangedragen door de persoon op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn – Daaronder begrepen

(Art. 275, tweede alinea, VWEU)

7.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Noord-Korea – Bevriezing van de tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Maatregelen vastgesteld op grond van een uitvoeringsbevoegdheid – Uitlegging van de uitvoeringshandeling conform de basishandeling – Inaanmerkingneming van de context van de betrokken regeling

[Art. 215, lid 2, VWEU; besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordeningen 2015/1062 en 2016/659 van de Commissie]

8.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Noord-Korea – Bevriezing van tegoeden en economische middelen – Beroep tot nietigverklaring ingesteld door een entiteit die kan bijdragen aan nucleaire proliferatie – Verdeling van de bewijslast – Besluit gebaseerd op een geheel van aanwijzingen – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

[Besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordeningen (EU) 2015/1062 en 2016/659 van de Commissie]

9.      Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Verordening tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht

[Besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordeningen 2015/1062 en 2016/659 van de Commissie]

10.    Instellingen van de Europese Unie – Bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens – Verordening nr. 45/2001 – Verwerking van persoonsgegevens –Verplichtingen tot mededeling in geval van niet bij de betrokkene verzamelde gegevens – Schending – Invloed op de rechtmatigheid van handelingen die zijn vastgesteld op grond van de betrokken gegevens – Geen

[Art. 340 VWEU; verordening nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad, art. 12, lid 1, en 32; besluiten (GBVB) 2015/1066, (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordeningen 2015/1062 en 2016/659 van de Commissie]

11.    Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen –Verordening tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten die kunnen bijdragen aan nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht – Bewijs van de functies die zijn vervuld door een van de verzoekers – Getuigenis van deze verzoeker, op wie de betrokken beperkende maatregelen van toepassing zijn – Ontvankelijkheid – Bewijswaarde – Beginsel van vrije bewijswaardering

[Besluiten (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849 van de Raad; verordening 2016/659 van de Commissie]

12.    Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Noord-Korea – Bevriezing van de tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Categorie van personen die namens of op aanwijzing van de aangewezen entiteit handelen – Leidinggevende functies bij een entiteit waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn – Persoon in een leidinggevende functie bij een entiteit waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn – Daaronder begrepen – Voorwaarden –Betrokkenheid van de natuurlijke persoon op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn, bij de verstrekking van economische middelen die kunnen bijdragen aan de nucleaire programma’s

[Besluiten van de Raad 2013/183/GBVB, art. 15, lid 1, b), ii), (GBVB) 2016/475 en (GBVB) 2016/849, art. 27, lid 1, b); verordening 2016/659 van de Commissie]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 62)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 69, 71, 72, 82, 192)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 70)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 73)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 91, 93‑99)

6.      Hoewel de rechtmatigheid van de handelingen waarbij de instellingen van de Unie beperkende maatregelen vaststellen in beginsel slechts kan worden beoordeeld op grond van de feitelijke en juridische elementen op basis waarvan die handelingen zijn vastgesteld, kan een element dat als ontlastend element is aangedragen door de persoon tegen wie beperkende maatregelen zijn afgekondigd niettemin door de Unierechter in aanmerking worden genomen ter bevestiging van de beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden handelingen, die is gegrond op de feitelijke en juridische elementen op basis waarvan die handelingen zijn vastgesteld.

(zie punt 115)

7.      Een verordening waarbij beperkende maatregelen worden vastgesteld, moet niet alleen worden uitgelegd tegen de achtergrond van het in artikel 215, lid 2, VWEU bedoelde in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vastgestelde besluit, maar tevens tegen de achtergrond van de historische context waarbinnen de bepalingen door de Unie zijn vastgesteld en waarbij die verordening aansluit. Hetzelfde geldt voor een besluit dat is vastgesteld op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, dat moet worden uitgelegd onder inaanmerkingneming van de context waarbinnen het valt.

(zie punten 122, 148)

8.      De Raad behoeft niet te bewijzen dat de middelen van een betrokken entiteit rechtstreeks zouden zijn aangewend voor de programma’s van de Democratische Volksrepubliek Korea die verband houden met de nucleaire proliferatie, maar hij dient zijn besluit zo plausibel mogelijk te onderbouwen met een reeks bewijzen die aantonen dat die middelen tot dat doel kunnen bijdragen.

(zie punt 152)

9.      In het kader van het rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de motivering van een besluit houdende plaatsing van de naam van een persoon of entiteit op de lijst van personen op wie een beperkende maatregel van toepassing is, kan, als ten minste één van de in de motivering genoemde redenen voldoende nauwkeurig en concreet is, gestaafd is en op zich een toereikende grondslag voor die handeling vormt, de omstandigheid dat andere van die redenen in de motivering dat niet zijn, niet leiden tot de nietigverklaring van die handeling.

(zie punt 161)

10.    Gesteld dat de Raad en de Commissie persoonsgegevens aangaande verzoekers hebben verwerkt op een wijze die niet in overeenstemming is met verordening nr. 45/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, kan een dergelijke omstandigheid niet leiden tot nietigverklaring van de bestreden handelingen. Indien verzoekers het bestaan van een dergelijke verwerking konden bewijzen, zouden zij daarentegen de schending van die verordening kunnen inroepen in het kader van een beroep tot schadevergoeding.

(zie punten 173, 269, 345)

11.    Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 224, 225, 258‑260, 327, 328)

12.    Wat het bewijs betreft van het vermogen van een persoon die is geplaatst op de lijst van personen en entiteiten waarop de bevriezing van de tegoeden en de economische middelen van toepassing is, om invloed uit te oefenen op de activiteiten van de entiteit waarop de betrokken beperkende maatregelen van toepassing zijn, kan van een persoon in een leidinggevende functie bij een entiteit waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn, in het algemeen worden aangenomen dat hijzelf betrokken is bij de activiteiten die hebben geleid tot de vaststelling van de beperkende maatregelen jegens de betrokken entiteit.

In het kader van een beroep tot nietigverklaring van bepaalde beperkende maatregelen die ten aanzien van Noord-Korea zijn vastgesteld ter voorkoming van nucleaire proliferatie, ingesteld door een natuurlijk persoon die leidinggevende functies vervult binnen de aangewezen entiteit die betrokken kan zijn bij het genereren van geld dat kan bijdragen tot de activiteiten van de Democratische Volksrepubliek Korea op het gebied van nucleaire proliferatie, en die valt onder een plaatsingscriterium dat ziet op „personen of entiteiten die namens hen of onder hun leiding handelen” in de zin van artikel 15, lid 1, onder b), ii), van besluit 2013/183 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea, alsmede op „personen of entiteiten die namens hen of onder hun leiding handelen” in de zin van artikel 27, lid 1, onder b), van besluit 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea, vereist dit criterium niet noodzakelijkerwijs dat die persoon de persoon is die beslissingen neemt over het overbrengen van financiële activa die kunnen bijdragen tot de activiteiten van de Democratische Volksrepubliek Korea op het gebied van nucleaire proliferatie, noch dat hij op een dergelijk overbrengen een invloed kan hebben. Daarentegen moet hij betrokken zijn bij de activiteit die wordt bedoeld in de litigieuze gronden, gelezen in het licht van de betrokken criteria, namelijk het feit dat deviezen worden gegenereerd die kunnen bijdragen tot de nucleaire programma’s van de Democratische Volksrepubliek Korea.

In dit verband moet eenvoudigweg worden vereist dat de natuurlijke persoon op wie de beperkende maatregelen van toepassing zijn, betrokken is bij het verlenen van financiële diensten of het overbrengen van financiële tegoeden, activa of middelen die kunnen bijdragen tot de nucleaire programma’s van de Democratische Volksrepubliek Korea, zonder dat het nodig is dat die persoon specifiek betrokken is bij de nucleaire proliferatieactiviteiten.

Zo vereisen de criteria en de litigieuze gronden waarop de plaatsing van de naam van deze persoon op de litigieuze lijsten is gebaseerd, enkel dat wordt aangetoond dat de persoon in kwestie betrokken is bij de entiteit die de financiële activa die kunnen bijdragen tot de programma’s van de Democratische Volksrepubliek Korea met betrekking de nucleaire proliferatieactiviteiten overbrengt of voor het overbrengen zorgt.

Het vervullen van leidinggevende functies door die persoon leidt ertoe te oordelen dat zijn rol bij de activiteit van de entiteit waarop de beperkende maatregelen van toepassing zijn, volstaat om te oordelen dat, ten eerste, hij betrokken is bij de activiteit van die entiteit om deviezen te genereren door namens of op aanwijzing van deze entiteit te handelen en dat, ten tweede, het niet nodig is om zich, naast het onderzoek naar de juistheid van de andere gronden met betrekking tot deze persoon, te baseren op de aanwijzingen aangaande zijn individueel handelen om aan te tonen dat hij in overeenstemming met de gekozen plaatsingscriteria op de lijst is geplaatst.

(zie punten 332‑338)