Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 september 2022 door Grail LLC tegen het arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 13 juli 2022 in zaak T-227/21, Illumina/Commissie

(Zaak C-625/22 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Grail LLC (vertegenwoordigers: D. Little, Solicitor, J. Ruiz Calzado en J. M. Jiménez Laiglesia, abogados, A. Giraud, avocat, en S. Troch, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Illumina, Inc., Europese Commissie, Helleense Republiek, Franse Republiek, Koninkrijk der Nederlanden, Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Conclusies

de tenuitvoerlegging van het bestreden arrest opschorten en dit arrest vernietigen;

besluit C(2021) 2847 van de Commissie van 19 april 2021 in zaak COMP/M.10188 – Illumina/Grail, de daarmee verband houdende besluiten C(2021) 2848 final, C(2021) 2849 final, C(2021) 2851 final, C(2021) 2854 final en C(2021) 2855 final van de Commissie van 19 april 2021, alsmede het daarmee verband houdende besluit van de Commissie van 11 maart 2021 waarbij Illumina en GRAIL ervan in kennis werden gesteld dat de Commissie een verwijzingsverzoek had ontvangen en dat overeenkomstig artikel 22, lid 4, tweede alinea, tot rechtsgevolg had dat het Illumina en GRAIL op grond van artikel 7 van de EU-concentratieverordening1 verboden was om de concentratie tot stand te brengen, nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in die van rekwirante, zowel die van deze procedure als die van de procedure voor het Gerecht, en

elke andere maatregel treffen die het Hof passend acht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert GRAIL drie middelen aan. Het eerste middel betreft de onjuiste rechtsopvattingen in de in het bestreden arrest verrichte historische, contextuele en teleologische uitlegging van artikel 22 van de EU-concentratieverordening, waarbij werd geconcludeerd dat lidstaten overeenkomstig die bepaling een verwijzingsverzoek kunnen indienen ongeacht de reikwijdte van hun nationale wetgeving inzake het toezicht op concentraties. Het tweede middel betreft de onjuiste rechtsopvattingen waarvan het Gerecht in het bestreden arrest blijk heeft gegeven (i) door geen rechtsgevolg te verbinden aan de terechte vaststelling dat de Commissie een „onredelijk lange tijd” had genomen om alle lidstaten de uitnodiging te sturen betreffende de concentratie in verband met de verwerving door Illumina van exclusieve zeggenschap over GRAIL, en (ii) door in zijn beoordeling tot de slotsom te komen dat er geen sprake was van een schending van het recht van verdediging van de betrokken partijen door de Commissie gedurende de procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de uitnodigingsbrief en uiteindelijk tot besluit C(2021) 2847 van de Commissie. Ten slotte betreft het derde middel de onjuiste rechtsopvattingen in de in het bestreden arrest verrichte beoordeling van het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid die voortvloeide uit de onvoorwaardelijke en precieze toezeggingen van de commissaris voor Mededinging/uitvoerend vicevoorzitter van de Commissie over wanneer en hoe de herziening door de Commissie van het verzoek op grond van artikel 22 van de EU-concentratieverordening ten uitvoer zou worden gelegd.

____________

1 Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB 2004, L 24, blz. 1).