Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 september 2008 door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 juli 2008 in zaak F-76/07, Birkhoff / Commissie

(Zaak T-377/08 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Commissie van de Europese Gemeenschappen (vertegenwoordigers: J. Currall en B. Eggers, gemachtigden)

Andere partij bij de procedure: Gerhard Birkhoff (Weitnau, Duitsland)

Conclusies

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 juli 2008 in zaak F-76/07, Birkhoff/Commissie, vernietigen;

de verwerende partij verwijzen in de kosten van de procedure voor het Gerecht voor ambtenarenzaken en in die van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 8 juli 2008 in zaak F-76/07, waarbij het besluit van het afwikkelingsbureau, in de vorm van een besluit op bezwaar, om de aankoop van een rolstoel twee jaar na de laatste aankoop wegens het ontbreken van noodzaak niet te vergoeden, nietig werd verklaard.

Tot staving van de hogere voorziening betoogt rekwirante in de eerste plaats dat het arrest, in strijd met het geldende gemeenschapsrecht, een nieuwe definitie geeft aan de beoordelingsmarge van de vertrouwensarts en de medische raad, aangezien volgens dat arrest alleen onafhankelijke medische organen over een dergelijke beoordelingsmarge kunnen beschikken.

In de tweede plaats ontneemt het arrest elke betekenis aan het standpunt van de medische raad, dat in de praktijk bij de beoordeling van de noodzaak van de kosten van belang is, aangezien daarin wordt uiteengezet dat dit orgaan slechts raadgevend optreedt en zijn standpunten niet worden bekendgemaakt. Dit is in strijd met de vaste rechtspraak over het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen in de versie van 22 maart 2004. Met betrekking tot de noodzaak van kosten heeft dit standpunt bovendien de status van een weerlegbaar vermoeden.

Ook klaagt rekwirante over verdraaiing van feiten respectievelijk fouten bij de juridische kwalificatie van de feiten en van het voorwerp van geschil alsmede schending van de verplichting tot motivering van het arrest, aangezien een wezenlijk deel van het besluit op bezwaar non-existent is verklaard.

____________