Language of document : ECLI:EU:T:2015:375

Zaak T‑296/12

The Health Food Manufacturers’ Association e.a.

tegen

Europese Commissie

„Bescherming van de consument – Verordening (EU) nr. 432/2012 – Gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Beroep tot nietigverklaring – Regelgevingshandeling die geen uitvoeringshandelingen met zich meebrengt – Rechtstreeks geraakt – Ontvankelijkheid – Schending van de artikelen 13 en 28 van verordening (EG) nr. 1924/2006 – Beginsel van behoorlijk bestuur – Non-discriminatie – Onjuiste evaluatiecriteria – Verordening nr. 1924/2006 – Exceptie van onwettigheid – Recht om te worden gehoord – Rechtszekerheid – Redelijke overgangsperiode – Lijst van hangende claims”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 12 juni 2015

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Begrip regelgevingshandeling in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Elke handeling van algemene strekking met uitzondering van wetgevingshandelingen – Verordening van de Commissie tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Daaronder begrepen

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 432/2012 van de Commissie)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Rechtstreeks geraakt – Criteria – Verordening van de Commissie tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verzoeker die nauwkeurige aanwijzingen heeft gegeven over de verboden claims waardoor zijn rechtspositie is aangetast – Ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 432/2012 van de Commissie)

3.      Gerechtelijke procedure – Bewijs – Bewijsstuk – Bewijswaarde – Beoordeling door de Unierechter – Criteria

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 64 en 65)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Procesbelang – Instelling van een en hetzelfde beroep door twee verzoekers – Ontvankelijkheid van het beroep van één van verzoekers – Noodzaak tot onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep wat de tweede verzoeker betreft – Geen

(Art. 263 VWEU)

5.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Regelgevingshandelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen – Begrip – Verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Daarvan uitgesloten

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 432/2012 van de Commissie)

6.      Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordening nr. 1924/2006 – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Vaststelling van de geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, overwegingen 1 en 2 en art. 1 en 13, leden 1‑3)

7.      Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Methoden – Letterlijke, systematische, historische en teleologische uitlegging – Inaanmerkingneming van de motivering van de betrokken handeling

8.      Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordening nr. 1924/2006 – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Vaststelling van de geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims – Overschrijding door de Commissie van een proceduretermijn –Invloed op de wettigheid van de betrokken handeling – Voorwaarden

(Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 3)

9.      Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordening nr. 1924/2006 – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Vaststelling van de geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims – Toepassing door de Commissie van overgangsmaatregelen op de claims die hangende zijn of waarvan de evaluatie aan de gang is – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 1, en 28, leden 5 en 6)

10.    Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordening nr. 1924/2006 – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Vaststelling van de geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims – Vaststelling van voorlopige maatregelen die van toepassing zijn op de gezondheidsclaims die hangende zijn of waarvan de evaluatie aan de gang is – Identificatie van de hangende claims door verwijzing naar verschillende internetsites – Schending van het rechtszekerheidsbeginsel – Geen

(Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, lid 2, en 28, leden 5 en 6; verordening nr. 432/2012 van de Commissie, overwegingen 4 en 11)

11.    Grondrechten – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Recht op behoorlijk bestuur – Recht om te worden gehoord – Niet toepasselijk op de procedures die leiden tot de vaststelling van handelingen met algemene strekking

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, a); verordening nr. 432/2012 van de Commissie]

12.    Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordening nr. 1924/2006 – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Vaststelling van de geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims – Verplichting tot voorafgaande raadpleging van de producenten van de sector en van de andere belanghebbenden – Geen

(Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 13, leden 1‑3; verordening nr. 432/2012 van de Commissie)

13.    Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Verordening tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen

(Art. 296, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 432/2012 van de Commissie)

14.    Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Begrip

15.    Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordening nr. 1924/2006 – Wetenschappelijke risicobeoordeling – Vereiste in verband met een hoog niveau van bescherming van de gezondheid – Minder strenge evaluatie voor gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Daarvan uitgesloten

(Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 17 en art. 5, 6 en 13, leden 1‑3 en 5, en 14)

16.    Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordeningen nr. 178/2002 en nr. 1924/2006 – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Vaststelling van de geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims – Verplichting richtsnoeren te verstrekken betreffende de evaluatie door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van de verzoeken om vergunning van claims – Geen – Schending van het rechtszekerheidsbeginsel – Geen

(Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 178/2002 en nr. 1924/2006, art. 13, lid 3)

17.    Harmonisatie van de wetgevingen – Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen – Verordeningen nr. 178/2002 en nr. 1924/2006 – Wetenschappelijke risicobeoordeling – Gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan – Toepassing van verordening nr. 1924/2006 als lex specialis – Gevolgen

(Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 178/2002, art. 30, lid 4, en nr. 1924/2006, art. 13, leden 2 en 3)

18.    Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Algemene verwijzing naar andere geschriften die bij het verzoekschrift zijn gevoegd – Niet-ontvankelijkheid

[Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, c)]

19.    Exceptie van onwettigheid – Draagwijdte – Handelingen ten aanzien waarvan de exceptie van onwettigheid mogelijk is – Handeling van algemene strekking waarop het bestreden besluit is gebaseerd – Noodzaak van een juridisch verband tussen de bestreden handeling en de betwiste algemene handeling

(Art. 277 VWEU)

20.    Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Voorbereidende handelingen – Daarvan uitgesloten – Door de Commissie gepubliceerde lijst van gezondheidsclaims waarvan de evaluatie aan de gang is en die vallen onder de overgangsregeling in de zin van verordening nr. 1924/2006 – Handeling die alleen dient tot voorbereiding van de eindbeslissing – Daarvan uitgesloten

(Art. 263 VWEU; verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad, art. 28, leden 5 en 6)

21.    Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Beroep dat de verzoekende partij een voordeel kan opleveren – Belang dat betrekking heeft op toekomstige en onzekere situaties – Daarvan uitgesloten

(Art. 263 VWEU)

22.    Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Vaststelling van het voorwerp van het geschil – Summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen – Abstracte formulering – Niet-ontvankelijkheid

[Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, c)]

1.      Onder regelgevingshandelingen in de zin van artikel 263, vierde alinea, in fine, VWEU zijn te verstaan alle handelingen van algemene strekking, met uitzondering van wetgevingshandelingen. Verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, vormt een regelgevingshandeling.

Deze verordening is namelijk door de Commissie vastgesteld in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden in het kader van de regelgevingsprocedure met toetsing en vormt bijgevolg geen wetgevingshandeling. Bovendien heeft verordening nr. 432/2012 een algemene strekking voor zover zij van toepassing is op objectief omschreven situaties en bindende rechtsgevolgen heeft voor een algemeen en in abstracto omschreven categorie van personen.

(cf. punten 34‑37)

2.      De voorwaarde van rechtstreeks geraakt worden in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU vereist ten eerste dat de gelaakte maatregel rechtstreeks gevolgen heeft voor de rechtspositie van de verzoeker, en ten tweede dat deze maatregel aan degenen tot wie hij is gericht en die met de uitvoering ervan zijn belast, geen enkele beoordelingsbevoegdheid laat, omdat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van de betrokken regeling gebeurt, zonder dat daarvoor tussenregels worden toegepast.

Inzake een beroep tegen verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, dient de verzoeker tot bewijs dat hij rechtstreeks wordt geraakt in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, aan te geven welke van de door deze verordening bestreken claims zijn rechtspositie aantasten. Meer bepaald moet de verzoeker aantonen dat hij bij de instelling van het beroep in de commerciële mededelingen voor zijn producten gebruikmaakte van claims die na de vaststelling van verordening nr. 432/2012 waren verboden. Voor zover hij aantoont dat hij bij de verkoop van zijn producten de bij deze verordening afgewezen gezondheidsclaims gebruikte, kan deze verordening gevolgen hebben voor verzoekers rechtspositie.

Voorts laat verordening nr. 432/2012 geen enkele beoordelingsbevoegdheid aan haar adressaten, daar de vergunning in de zin van deze verordening duidelijk zuiver automatisch is en alleen uit de bestreden regeling voortvloeit zonder toepassing van andere, nadere regels. Dienaangaande is verordening nr. 432/2012 volgens artikel 2 ervan verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(cf. punten 38, 40, 41, 44)

3.      Het Hof en het Gerecht passen het beginsel van de vrije bewijswaardering toe, waarbij als enig criterium tot beoordeling van de waarde van het gevoerde bewijs de geloofwaardigheid ervan geldt. Bij de beoordeling van de bewijswaarde van een stuk moet worden gekeken naar de waarschijnlijkheid van de daarin vervatte informatie en met name rekening worden gehouden met de herkomst van het stuk, de omstandigheden waarin het tot stand is gekomen en degene tot wie het is gericht, en moet worden onderzocht of het stuk, gelet op zijn inhoud, redelijk en geloofwaardig overkomt. Dienaangaande dient tot de conclusie te worden gekomen dat de geloofwaardigheid van door een verzoeker verstrekte stukken voldoende vaststaat in geval van op uitdrukkelijk verzoek van de Unierechter gedane verklaringen, ondertekend door de directeurs van de verzoekende onderneming, die worden geacht nauwkeurige aanwijzingen te kunnen geven over de gevraagde inlichtingen en zijn ingediend via de advocaat die verzoeker in het geding vertegenwoordigt, die als medewerker van het gerecht en wegens de op hem rustende deontologische plichten moet zorgen voor de authenticiteit en de echtheid van deze stukken.

(cf. punt 42)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 43)

5.      Het begrip regelgevingshandelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU dient te worden uitgelegd in het licht van het doel van deze bepaling, die, zoals uit de ontstaansgeschiedenis ervan blijkt, beoogt te vermijden dat een particulier gedwongen is om het recht te schenden om toegang tot de rechter te krijgen. De vraag of een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, moet worden beschouwd uit het oogpunt van de persoon die aanspraak maakt op het recht om beroep in te stellen op grond van het derde geval van artikel 263, vierde alinea, VWEU. Het is dus niet relevant of de betrokken handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt voor andere justitiabelen. Bij de beoordeling of de bestreden handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, moet uitsluitend worden uitgegaan van het voorwerp van het beroep. Indien een verzoekende partij slechts gedeeltelijke nietigverklaring van een handeling vordert, moeten enkel de uitvoeringsmaatregelen die het betrokken deel van de handeling eventueel met zich meebrengt, in voorkomend geval in aanmerking worden genomen.

Verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, is per definitie automatisch van toepassing jegens de verenigingen van producenten van voedingssupplementen zonder dat de nationale of Europese autoriteiten maatregelen hoeven te nemen voor toepassing ervan. Bijgevolg brengt deze verordening geen uitvoeringsmaatregelen in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU met zich mee.

(cf. punten 46‑50)

6.      De Uniewetgever heeft de Commissie bij artikel 13 van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen belast met de vaststelling op Unieniveau van een geharmoniseerde lijst van toegestane gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. De tekst van deze bepaling preciseert evenwel niet of de lijst van de toegestane claims in één enkele keer moest worden vastgesteld dan wel fasegewijs kon worden vastgesteld, dus met de mogelijkheid voor de Commissie om de vergunning van gezondheidsclaims uit te stellen waarvan de evaluatie hetzij bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), hetzij bij haar zelf nog niet was afgesloten.

Dienaangaande dient artikel 13, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1924/2006, in het licht van de doelstellingen van deze verordening, zoals zij blijken uit zowel de overwegingen 1 en 2 als artikel 1 ervan, aldus te worden uitgelegd dat het slechts een resultaatsverbintenis voor de Commissie behelst om na raadpleging van de EFSA de lijst van de toegestane claims vast te stellen op basis van de door de lidstaten verstrekte nationale lijsten. Niets in de tekst van dat artikel of van de overwegingen van verordening nr. 1924/2006 wijst er namelijk op dat de Uniewetgever de Commissie de mogelijkheid heeft willen ontnemen om deze lijst geleidelijk vast te stellen en in het bijzonder aan te vullen naargelang van de voortgang van de technische evaluaties door de EFSA en het onderzoek door de Commissie zelf of is voldaan aan de door deze verordening gestelde voorwaarden. De Commissie kan, daar artikel 13, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1924/2006 niet bepaalt hoe zij haar taak moet verrichten, daarentegen met inachtneming van de beginselen van deze verordening en het Unierecht vrij het tempo voor de vaststelling van de lijst van de toegestane claims bepalen. Dienaangaande moet de Commissie een ruime beoordelingsbevoegdheid worden verleend om de haar gestelde doelstellingen doeltreffend na te kunnen streven en gelet op de door haar te verrichten complexe technische beoordelingen.

De toetsing door de Unierechter van de gegrondheid van de beoordelingen van de Commissie op een complex gebied, is derhalve met name beperkt tot de vraag of de Unie-instellingen hun bevoegdheden hebben uitgeoefend zonder kennelijk onjuiste beoordeling, misbruik van bevoegdheid of kennelijke overschrijding van de grenzen van hun beoordelingsbevoegdheid.

(cf. punten 59, 60, 64, 65, 73)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 61‑63)

8.      Weliswaar was de Commissie krachtens artikel 13, lid 3, van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen gehouden de volledige lijst van toegestane claims uiterlijk op 31 januari 2010 vast te stellen en is deze lijst eerst op 16 mei 2012 gedeeltelijk vastgesteld bij verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, maar deze overschrijding kan, zonder bepaling die de gevolgen van de overschrijding van procedurele termijnen expliciet of impliciet regelt, slechts leiden tot gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de handeling waarvan het besluitvormingsproces in deze termijn voorziet, indien vaststaat dat deze handeling zonder deze onregelmatigheid mogelijkerwijs een andere inhoud had kunnen hebben.

(cf. punt 71)

9.      Uit de tekst van artikel 28, leden 5 en 6, van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen volgt dat de overgangsmaatregelen worden toegepast voor de gezondheidsclaims waarvan de evaluatie aan de gang is en waarover de Commissie geen enkele beslissing heeft genomen. Derhalve belet niets dat claims die hangende blijven, hoewel zij onder de drie categorieën van artikel 13, lid 1, van die verordening zijn ingedeeld, in afwachting van evaluatie ervan door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) of onderzoek ervan door de Commissie in aanmerking kunnen komen voor de overgangsmaatregelen van deze verordening.

(cf. punt 83)

10.    Het rechtszekerheidsbeginsel, dat eist dat de rechtsregels duidelijk en nauwkeurig zijn en de gevolgen ervan voorzienbaar zijn, kan niet geschonden worden geacht doordat tot identificatie van de hangend gebleven gezondheidsclaims, die dus na de vaststelling van verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, overeenkomstig artikel 28, leden 5 en 6, van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen kunnen worden gebruikt, de overwegingen 4 en 11 van verordening nr. 432/2012 verwijzen naar de internetsites van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) respectievelijk de Commissie, waarop enerzijds de geconsolideerde lijst met alle ID-codes van de krachtens artikel 13, lid 2, van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, door de lidstaten meegedeelde gezondheidsclaims en anderzijds de lijst met de ID-codes betreffende de hangend gebleven gezondheidsclaims alsook de lijst van de ID-codes betreffende de afgewezen gezondheidsclaims ter beschikking van het publiek worden gesteld. Hoewel het wenselijk was geweest dat de Commissie, zowel voor de hangende als voor de afgewezen claims, een lijst op een soortgelijk formaat als de aan verordening nr. 432/2012 gehechte lijst van toegestane claims had vastgesteld om de identificatietaak van de belanghebbenden te vergemakkelijken, kan de omstandigheid dat de Commissie in casu anders te werk is gegaan, niet volstaan om een grief inzake het gebrek aan duidelijkheid of nauwkeurigheid in dit verband te staven.

Het feit dat volgens de autoriteiten van een lidstaat het zoeken naar de hangende gezondheidsclaims in zekere mate een moeilijke taak is, volstaat op zich niet om de Commissie gebrek aan nauwkeurigheid of duidelijkheid te verwijten, voor zover de hangende claims kunnen worden gevonden door raadpleging van de door de Commissie en de EFSA ter beschikking van het publiek gestelde documenten. Zo ook kan de beslissing van deze nationale autoriteiten om de levensmiddelenproducenten een hulpinstrument aan te bieden niet wijzen op een gebrek van verordening nr. 432/2012 dat grond voor nietigverklaring ervan kan zijn, maar geldt veeleer als een hulpinstrument dat deze autoriteiten in de uitoefening van hun bevoegdheden op eigen initiatief hebben beslist vast te stellen.

(cf. punten 86, 87, 89)

11.    Het recht op behoorlijk bestuur behelst volgens artikel 41, lid 2, onder a), van het Handvest van de grondrechten met name het recht van eenieder te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen. Het recht op behoorlijk bestuur, zoals blijkt uit deze bepaling, ziet evenwel niet op het proces van totstandkoming van handelingen van algemene strekking. Het recht te worden gehoord in een administratieve procedure betreffende een bepaalde persoon mag namelijk niet worden getransponeerd in de context van een procedure die leidt tot vaststelling van algemene maatregelen.

Daar verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, een maatregel van algemene strekking is, kan artikel 41 van het Handvest dus geen toepassing vinden.

(cf. punten 97‑99)

12.    Artikel 13, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, als rechtsgrondslag voor de vaststelling van verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, vereist in geen geval dat de Commissie de levensmiddelenbedrijven en de andere belanghebbenden raadpleegt in de procedure tot vaststelling van de lijst van de toegestane claims. Blijkens artikel 13, lid 2, van verordening nr. 1924/2006 mochten namelijk alleen de lidstaten bij de Commissie de nationale lijsten van gezondheidsclaims indienen op basis waarvan de lijst van toegestane claims wordt vastgesteld. Derhalve kan een verzoeker zich niet beroepen op schending door de Commissie van het recht om te worden gehoord op basis van artikel 13, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1924/2006 inzake de beslissing tot fasegewijze vaststelling van de lijst van toegestane claims.

(cf. punt 100)

13.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 105, 110)

14.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 113)

15.    Lezing van overweging 17 en de artikelen 5 en 6 van verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, in hun onderlinge samenhang, leert dat deze verordening enerzijds vereist dat alleen de wetenschappelijk onderbouwde gezondheidsclaims in de Unie kunnen worden gebruikt en anderzijds dat deze claims eerst na een aan de strengste vereisten beantwoordende geharmoniseerde wetenschappelijke evaluatie door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) worden toegestaan. Deze overweging is ook van toepassing op de bij artikel 13, leden 1 tot en met 3, van verordening nr. 1924/2006 bedoelde vergunningsprocedure, waarin de Commissie de EFSA niet om een minder strenge wetenschappelijke evaluatie kan verzoeken dan voor de claims in de zin van artikel 13, lid 5, of artikel 14 van deze verordening. Dienaangaande moet worden vastgesteld dat geen enkele van voormelde bepalingen met betrekking tot de te verrichten wetenschappelijke evaluatie onder de gezondheidsclaims verschillende voorwaarden invoert naargelang van de erop toepasselijke bepaling.

Voorts is een zo grondig mogelijke wetenschappelijke evaluatie van de risico’s op grond van wetenschappelijke adviezen, gebaseerd op de beginselen van deskundigheid, doorzichtigheid en onafhankelijkheid, een belangrijke procedurele waarborg om de wetenschappelijke objectiviteit van de maatregelen te garanderen en te vermijden dat arbitraire maatregelen worden genomen.

(cf. punten 129, 130)

16.    Noch verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, noch verordening nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden legt de Commissie of de EFSA enige verplichting op om vóór de aanvang van de in artikel 13, lid 3, van verordening nr. 1924/2006 bedoelde evaluatieprocedure specifieke richtsnoeren te verstrekken betreffende de wijze waarop de EFSA de verzoeken om vergunning van claims voornemens is te evalueren. Dat de EFSA naderhand dergelijke richtsnoeren heeft vastgesteld in het licht van haar ervaring bij de eerste evaluaties, toont geen aantasting van de rechtszekerheid aan. De vaststelling van deze richtsnoeren dient daarentegen te worden geacht de rechtszekerheid jegens met name de belanghebbenden mede te versterken.

(cf. punt 149)

17.    Uit het stelsel dat is opgezet bij verordening nr. 178/2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, met name artikel 30 ervan, volgt dat deze verordening voor de voorschriften betreffende de procedure voor de vaststelling van wetenschappelijke adviezen een aanvullende regelgeving op verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen vormt, die geen toepassing vindt wanneer een Unieregeling, zoals laatstgenoemde verordening, specifieke bepalingen voor de vergunning van gezondheidsclaims bevat.

Aangezien artikel 13, lid 3, van verordening nr. 1924/2006 uitdrukkelijk bepaalt dat de EFSA de geharmoniseerde wetenschappelijke evaluatie kan verrichten van de overeenkomstig artikel 13, lid 2, van deze verordening door de lidstaten ingediende lijsten van gezondheidsclaims, dient dienaangaande te worden aangenomen dat artikel 30, lid 4, van verordening nr. 178/2002 in het kader van de evaluatie van gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, niet van toepassing is zodat de EFSA geen besprekingen met de nationale autoriteiten hoeft te voeren of de in het kader van de verrichte evaluaties bij deze besprekingen gevoegde documenten openbaar hoeft te maken.

(cf. punten 160, 161)

18.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 162)

19.    De door artikel 277 VWEU geboden mogelijkheid om zich te beroepen op de onwettigheid van een handeling van algemene strekking vormt geen autonoom vorderingsrecht en kan slechts incidenteel worden benut, zodat niet-ontvankelijkheid van de primaire vordering tot niet-ontvankelijkheid van de exceptie van onwettigheid leidt. Een naar aanleiding van de primaire betwisting van de wettigheid van een andere handeling krachtens artikel 277 VWEU incidenteel opgeworpen exceptie van onwettigheid is slechts ontvankelijk indien er een samenhang is tussen deze handeling en de regel waartegen onwettigheid wordt aangevoerd. Aangezien artikel 277 VWEU niet tot doel heeft, het een partij mogelijk te maken bij de behandeling van ieder door haar ingesteld beroep de toepasselijkheid van welke handeling van algemene strekking dan ook te betwisten, moet de draagwijdte van een exceptie van onwettigheid worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de oplossing van het geschil. Daaruit volgt dat de handeling van algemene strekking waarvan onwettigheid wordt gesteld, direct of indirect moet kunnen worden toegepast op de in het beroep behandelde zaak.

Of sprake is van een dergelijke samenhang kan met name worden afgeleid uit de vaststelling dat de primair bestreden handeling hoofdzakelijk berust op een bepaling van de handeling waarvan de wettigheid wordt betwist.

(cf. punten 169, 170, 172)

20.    Als handelingen of besluiten die vatbaar zijn voor een beroep tot nietigverklaring in de zin van artikel 263 VWEU zijn te beschouwen maatregelen die bindende rechtsgevolgen in het leven roepen die de belangen van de verzoeker kunnen aantasten doordat zij diens rechtspositie aanmerkelijk wijzigen. Om uit te maken of een handeling of besluit dergelijke gevolgen sorteert, moet te rade worden gegaan met de wezenlijke inhoud ervan. Bovendien zijn handelingen of besluiten die in een uit verscheidene fasen bestaande procedure tot stand komen, in beginsel slechts voor beroep vatbare handelingen, wanneer het maatregelen betreft die aan het einde van die procedure het standpunt van de instelling definitief vastleggen; hiertoe behoren dus niet voorlopige maatregelen ter voorbereiding van de eindbeschikking.

Een door de Commissie gepubliceerde lijst van de gezondheidsclaims die kunnen worden gebruikt overeenkomstig de overgangsperiode van artikel 28, leden 5 en 6, van verordening nr. 1924/2006 vormt geen voor beroep vatbare handeling, aangezien zij in afwachting blijven van evaluatie ervan door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) of onderzoek ervan door de Commissie. De vaststelling van een lijst die alleen strekt tot inventarisering van de gezondheidsclaims waarvan de evaluatie aan de gang is en waarover de Commissie zich nog niet definitief heeft uitgesproken, vormt namelijk slechts een tussenmaatregel waarvan het doel is elk van deze claims al dan niet in de lijst van de toegestane claims op te nemen; de beslissing een claim al dan niet in de lijst op te nemen vormt de eindbeslissing.

(cf. punten 201‑203)

21.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 206, 207)

22.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 209)