Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 27 mei 2002 ingesteld door Montan Gesellschaft Voss mbH Stahlhandel en 3 andere ondernemingen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-163/02)

    (Procestaal: Duits)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 27 mei 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Montan Gesellschaft Voss mbH Stahlhandel te Planegg (Duitsland), Jepsen Stahl GmbH te Nittendorf (Duitsland), LNS-Lothar Niemeyer Stahlhandel GmbH & Co. KG te Essen (Duitsland) en Metal Traders Stahlhandel GmbH te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door K. Friedricht, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

(verordening (EG) nr. 560/20021 nietig te verklaren;

(vast te stellen dat verweerster verplicht is verzoeksters de schade te vergoeden die voor hen ten gevolge van de nietigheid van verordening (EG) nr. 560/2002 is ontstaan en zal ontstaan;

(verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters houden zich bezig met de invoer van staalproducten uit landen buiten de Europese Gemeenschappen. Zij verzetten zich tegen verordening (EG) nr. 560/2002 van de Commissie en stellen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen in de zin van verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad2, de basisverordening waarop de bestreden verordening berust.

Verzoeksters voeren aan dat de bestreden verordening niet rechtsgeldig is en hun rechten aantast. De Commissie was niet bevoegd geweest om de verordening in haar huidige vorm vast te stellen. Verder was de voorgeschreven onderzoeksprocedure tegelijkertijd of pas na de vaststelling van de verordening ingeleid en niet vooraf.

Verder voeren verzoeksters aan dat de verordening met de bijlagen 1.1 tot en met 2.1 op een twijfelachtige feitelijke grondslag berust. De in deze bijlagen opgenomen gegevens stonden de Commissie op 27 maart 2002 nog niet werkelijk ter beschikking, omdat de volledige meldingen voor dat jaar 2001 nog niet bij Eurostat waren binnengekomen.

Bovendien voeren verzoeksters aan dat de betwiste verordening ook materieel in strijd met het recht is, aangezien daarin onevenredige regelingen worden getroffen. De vastgestelde douanerechten hebben wegens het bedrag ervan een prohibitief karakter en, met uitzondering van de ontwikkelingslanden, betreffen de vrijwaringsmaatregelen alle landen zonder onderscheid.

Ten slotte stellen verzoeksters dat de voorlopige vrijwaringsmaatregelen onder de gegeven omstandigheden onverenigbaar zijn met de regels van de World Trade Organization en het GATT en inbreuk maken op de tussen de Raad en de Commissie enerzijds en bepaalde derde landen anderzijds gesloten Europa-overeenkomst.

____________

1 - (Verordening (EG) nr. 560/2002 van de Commissie van 27 maart 2002 tot instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten (PB 85, blz. 1)

2 - (Verordening (EG) nr. 3285/94 van de Raad van 22 december 1994 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling en tot intrekking van verordening (EG) nr. 518/94 (PB L 349, blz. 53)