Language of document :

Beroep ingesteld op 21 januari 2011 - Rheinischer Sparkassen- und Giroverband/Commissie

(Zaak T-27/11)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Rheinischer Sparkassen- und Giroverband (Düsseldorf, Duitsland) (vertegenwoordigers: A. Rosenfeld end I. Liebach, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking van de Commissie van 21 december 2010, C(2010) 9525 definitief, steunmaatregel MC 8/2009 en C 43/2009 - Duitsland - WestLB, gedeeltelijk nietig verklaren voorzover bij die beschikking de door Duitsland bij verzoek van 28 oktober 2010 gevraagde verlenging van de termijn voor de verkoop en beëindiging van de nieuwe activiteiten van Westdeutschen Immobilienbank AG tot na 15 februari 2011 is afgewezen;

subsidiair, de beschikking van de Commissie van 21 december 2010, C(2010) 9525 definitief, steunmaatregel MC 8/2009 en C 43/2009 - Duitsland - WestLB, gedeeltelijk nietig verklaren voorzover de Commissie daarin zonder meer heeft geconstateerd dat Duitsland slechts één verzoek om verlenging van de termijn voor de verkoop en de beëindiging van de nieuwe activiteiten van Westdeutschen Immobilienbank AG tot na 15 februari 2011 heeft ingediend, zodat over een verdere verlenging van de termijn niet hoeft te worden beslist;

De Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving zijn verzoek voert verzoeker vijf middelen aan.

Eerste middel: schending van de motiveringsplicht bedoeld in artikel 296, lid 2, VWEU

verzoeker betoogt dat de Commissie niet heeft uiteengezet, waarom zij twee door Duitsland ingediende verzoeken om verlenging van de termijn tot één verzoek heeft samengevoegd;

voorts heeft de Commissie niet uiteengezet, waarom niet zou zijn voldaan aan de voorwaarden voor een verlenging van de termijn overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de beschikking van de Commissie C(2009) 3900 van 12 mei 2009 betreffende de steunmaatregel die Duitsland voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de herstructurering van WestLB AG [C 43/2008 (N 390/2008)] (hierna: beschikking van 12 mei 2009);

Tweede middel: onjuiste beoordeling

verzoeker merkt in dit verband op dat de Commissie haar beslissing over de verlenging van de termijn op een onjuiste vaststelling van de feiten beseert. Volgens verzoeker steunt de aangevochten beschikking ten onrechte enkel op een verzoek om verlenging tot 15 februari 2011 of wordt stilzwijgend vastgesteld dat over een verdergaand verzoek om een langere termijn niet meer hoeft te worden beslist;

voorts zet verzoeker uiteen dat de Commissie geen gebruik heeft gemaakt van de in artikel 2, lid 2, van de beschikking van 12 mei 2009 uitdrukkelijk neergelegde mogelijkheid, de termijn te verlengen, ofschoon aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. In plaats daarvan heeft de Commissie zich beroepen op een ongeschreven recht op verlenging sui generis, dat rechtens geen grondslag heeft en waarvan de voorwaarden volledig onduidelijk zijn.

Derde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel

verzoeker betoogt in dit verband onder meer dat de beschikking van de Commissie over de beëindiging van de nieuwe activiteiten van Westdeutschen Immobilienbank AG na 15 februari 2011 niet in verhouding staat tot de daardoor veroorzaakte nadelen.

Vierde middel: schending van het beginsel van gelijke behandeling

volgens verzoeker heeft de Commissie in andere gevallen in het kader van de financiële crisis, waarin aan financiële instellingen veel hogere steun was toegekend, duidelijk langere termijnen toegekend voor de verkoop van belangen en ook onroerendgoedfinancieringsmaatschappijen.

Vijfde middel: schending van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en van het beginsel van goed bestuur

verzoeker merkt in het kader van het vijfde middel op dat de Commissie door een lidstaat ingediende verzoeken niet in strijd met de uitdrukkelijke bewoordingen en strekking ervan mag uitleggen en afdoen.

____________