Language of document :

Beroep ingesteld op 11 juli 2008 - Land Burgenland / Commissie

(Zaak T-268/08)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Land Burgenland (vertegenwoordigers: Rechtsanwälte U. Soltész en C. Herbst)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

de beschikking van de Commissie C(2008) 1625 def. van 30 april 2008 (nr. C 56/2006, ex NN 77/2006 - Privatisering Bank Burgenland) overeenkomstig artikel 231, lid 1, EG in haar geheel nietig te verklaren;

de Commissie overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker komt op tegen de beschikking van de Commissie C(2008) 1625 def. van 30 april 2008, waarbij de Commissie heeft vastgesteld dat de steun die Oostenrijk in strijd met artikel 88, lid 3, EG aan de Versicherungsgesellschaft Grazer Wechselseitige Versicherung AG en de GW Beteiligungserwerbs- und -verwaltungs-GmbH heeft verleend in het kader van de privatisering van de HYPO Bank Burgenland AG, onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

Verzoeker voert de volgende middelen aan ter onderbouwing van zijn beroep:

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie bij de bepaling van de marktprijs, aangezien het organiseren van een biedprocedure niet verplicht was;

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie ten gevolge van de inbreuk op de eerdere praktijk van de Commissie;

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie, daar een particuliere verkoper eveneens had moeten aannemen dat de Oostenrijkse toezichthoudende instantie voor de financiële markten de bieder met het hoogste bod zou weren;

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie, daar verzoeker bij zijn beslissing over de toeslag rekening mocht houden met zijn dekkingsplicht in geval van niet-vervulling van bepaalde verplichtingen van de geprivatiseerde bank;

onjuiste toepassing door de Commissie van het beginsel van de particuliere verkoper in een markteconomie bij de toetsing van de invloed van deze dekkingsplicht op de verkoopbeslissing;

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie ten gevolge van een verkeerde beoordeling van de bewijslast dan wel van de plicht tot het bijbrengen van bewijzen in een biedprocedure;

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie, aangezien het bod van de hoogste bieder niet geschikt was als basis voor de bepaling van de marktwaarde;

onjuiste beoordeling door de Commissie van de economische waarde van de emissies door de geprivatiseerde bank, en

onjuiste toepassing van artikel 87, lid 1, EG door de Commissie in het kader van de vaststelling van het bestaan van een steunelement.

____________