Language of document :

Beroep ingesteld op 11 mei 2010 - Rautaruukki Oyj / BHIM - Manuel Vigil Pérez (MONTERREY)

(Zaak T-217/10)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Rautaruukki Oyj (Helsinki, Finland) (vertegenwoordiger: J. Tanhuanpää, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Manuel Vigil Pérez (Madrid, Spanje)

Conclusies

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 24 februari 2010 in zaak R 1001/2009-2 vernietigen;

beslissing nr. B 1173707 van de oppositieafdeling in haar geheel afwijzen;

inschrijving van het merk "MONTERREY" van verzoekster toestaan voor alle waren van de klassen 6 en 19 overeenkomstig verzoeksters gemeenschapsmerkaanvraag nr. 5276936;

het Bureau verwijzen in de kosten van de procedure, en

de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep verwijzen in de kosten van de procedure indien die andere partij in deze zaak mocht interveniëren.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk "MONTERREY" voor waren en diensten van de klassen 6, 19 en 37

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: Spaans beeldmerk nr. 1695663 "MONTERREY" voor diensten van klasse 37; Spaans beeldmerk nr. 1695662 "MONTERREY" voor diensten van klasse 36

Beslissing van de oppositieafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: gedeeltelijke verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: verzoekster beroept zich ter onderbouwing van haar beroep op drie middelen:

In de eerste plaats stelt zij dat de bestreden beslissing artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 schendt, aangezien de kamer van beroep de soortgelijkheid van de waren en diensten onjuist heeft beoordeeld.

In de tweede plaats voert zij aan dat de bestreden beslissing regel 99 van verordening (EG) nr. 2868/95 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 40/94 schendt, aangezien de kamer van beroep ten onrechte heeft aangenomen dat de vertaling van een ouder recht overeenstemde met de oorspronkelijke tekst.

In de derde plaats betoogt zij dat de bestreden beslissing het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het legaliteitsbeginsel schendt.

____________